Second Journey (MS 107/1/1-2)
8th November 1777
transcription
[8th November 1777]
den 8
s'morgens sprak de heer paterson van weder na de Caap te willen gaan also zig gansch niet wel bevond en vreesde de fatigues niet te zullen uitstaan, en nu een goede occasie tot de terug reis met piet van der merve hebbende namen wy een vriendelyk afscheid, spytende het my zeer also zyn goed caracter my zeer veel geselschap aanbragt.
dese morgen wilde my nieuwenhuisen, dewelke een oude joodsche patriarg in velen delen gelyk was, wysen hoe hy de leeuwen voor het stel kreeg hebbende daar toe het stel geset. by het selve komende wilde hy er tegen lopen om my te toonen, hoe het los ging, vroeg hem of het geweer niet geladen was, waarop neen seide, hem nog eens vragende, seide hy zeker niet. hierop liep hy tegen het touw en de schoot
[page 44]
ging met een forsse slag los, dagt in het begin dat hy my had willen surpreneren en lagte met hem, dog de kogel hebbende horen fluiten en hem verwondert ziende, zag ik dat het geweer degelyk met een kogel geladen was, hem examinerende vond ik de kogel een handbreed agter syn dyen door syn velle overrok gevlogen. dus had hem zynen domheid byna het leven gekost. vertrok om tien uren s'morgens oost half noord langs de rietberg deselve op een uur aan myn regterhand latende, weet niet waarom hy dus hiet dewyl ik er geen gras of lover op kon zien, en niet als klippen. liet de uitgestrekte vlakte, veel naar een gelderse hei swemende op de linkerhand, ziende men zo ver het oog na dese syde dragen kon, niets als vlakte, hier en daar in het noord oosten een laag gebergte, door de verheid dus lykende niets als bosjes en nog dun, een voet hoog byna geen bloemen als hier en daar een misenbriantemum; de weg was seer goed en alleen hier en daar wat klippig, zag omtrent middag eene boom twaalf voet hoog, ses voet in de stam en vier in den omtrek die ik uit curieusheid liet uittekenen, en hem de verloren schildwagt van dit veld noemde also hy zeker in vele uren geen makker had
aten in zyn schaduw wat, zagen enige struisen, korhanen hier genaamde wilde paauwen, waarna wy tussen de rietberg die hier oost ten zuiden strekt, dus wy ons ZO van hem die niet hoog is en nog een lager strekkend gebergte swarte ruggens geheten doortrokken, alles vlak land en geen ruggens so als by de caap, leggende er alleen hier lage klippige kop heuvels in een iets afhellende vlakte.
zagen een trop van omtrent 20 ćoaggaas, en hier genaamde elanden (ćanna), dog om het kale veld konden er niet by komen, zagen twe gemsbokken ook hier genaamd anders de pasan omtrent 20 sebraas en nog tien a twaalf struisen, ook een trop van omtrent 40 hier genaamde hartebeesten, dog door het kale veld konden er niet dan van verre een ongewisse schoot op doen. arriveerden omtrent ses uren, aan eene verlaten plaats, waar wy water dog iets brak vonden, hebbende geen water als twe slegte regen kuilen op de gehele weg gesien, digtby dese plaats stonden enige doornbomen
wy passeerden op een half uur van deselve, de enigste laagte van de hele weg zynde een uitgedroogde rivier. lieten onse ossen wat vreten, dog bonden deselve aan de wagen toen het donker wierd uit vrees voor de leeuw. wy hoorden hier digtby voor sons ondergank een hyaena huilen.
sliep in de tent en de hottentotten in het verlaten huis. een observatie met de termometer willende nemen, viel hy en brak, het geen my seer leet deed. de hottentotten lieten het vuur uitgaan door zorgeloosheid, zodat hen moest gaan roepen, om onse ossen niet te verliesen door het wilt gedierte
[page 45]
vernamen niets.
[annotated on page 43:]
den 8
ses | agt | twaalf | vier | ses | agt |
64 | 69 | 75 | 74 | 72 | [blank] |
frisse koele noorde wind die de zon volgde, zynde met zons ondergang z:w: seer schoon helder weer; nu en dan dwarlende de wind in dese caro maakende een kleine stof wolk. na sonnen ondergank frisse z:oost een alleraangenaamste avond en nagt.
Onse gecoppelde coers is van daag oost ten norden half noord. negen 8 uur distantie geweest. even het zelve caro rosse klei met klippen dog stoffig door de droogte, byna geen bloemen.
het is jammer dat er niet meer water hier in het land is also dit heele veld seer goede kley grond heeft. by nieuwenhuis was geen als brak staand troebel geel water. in enige kuilen van de zoute rivier die zelden als met donderweer lopend water krygt.
*[in margin:] *zulks is ordinair in january en febru ook krygen sy enige regens in september en oct: ook donder.
translation
[8th November 1777]
The 8th
Temperature. 6 o’ clock in the morning | 8 o’ clock in the morning | Afternoon 12 o'clock | Afternoon 4 o'clock | Evening 6 o'clock | Evening 8 o'clock |
64 | 69 | 75 | 74 | 72 | [blank] |
Fresh, cool north wind following the sun, being south-west at sunset. Very fine, clear weather. From time to time a swirling wind making a small dust cloud in this karoo. After sunset a fresh south east wind: altogether, a most pleasant evening and night.
In the morning Mr Paterson talked about wishing to return to Cape Town because he had not been at all well and was afraid of not being able to withstand further fatigue. And having now a good opportunity of returning with Piet van der Merwe., we took a friendly farewell. I was most sorry since his fine character had brought me great companionship.
This morning Niewenhuisen, who was like an old Jewish patriarch in many ways, wanted to show me how he had got the lion with the trap, having set it for this purpose. When we arrived at it he wanted to walk into it in order to demonstrate how it went off. I asked him if the gun was not loaded? Whereupon he replied 'No'. I asked him once again and he said 'certainly not'. With this he walked into the cord and
[page 44]
the shot went off with a powerful report. At first I thought he had been trying to surprise me, and laughed with him; but having heard the whistle of the ball and seeing his astonishment, I saw that the gun had really been loaded with a ball. Examining him I found that the ball had passed through his hide overcoat a hand's breadth from his thighs. Thus his stupidity nearly cost him his life.
Departed at ten o'clock in the morning east half north along the Rietberg and up the same, leaving it an hour on the right. I do not know why it is called thus since I could not see no grass or verdure on it, nothing but stones. Left the extensive plain, much resembling a Gelderland heath, on my left. One sees nothing but a flat plain as far as the eye can reach on this side; here and there in the north east there is a low line of mountains, the distance making them look like nothing so much as bushes, and scrawny at that, a foot high. Almost no flowers, but here and there a mesembryanthemum. The road was very good, and stony only in places. At about midday saw a tree twelve foot high; its trunk was six foot and it was four foot in circumference. Out of curiosity I had it drawn and called it the lost sentry of this veld since it certainly had no companion for many hours distance. We had something to eat in its shade. We saw some ostriches, and bustards which are here called wild peacocks. After this we trekked between the Rietberg – which here lie east by south, placing us south-east of them, and are not high – and another lower-lying range called the Swarte Ruggens. There is flat land everywhere, without ridges, as near Cape Town. There are only low stony koppies here in a plain that gradually slopes away.
We saw a herd of about twenty quaggas and what are here called eland or canna, but on account of the bare veld could not get close to them. Saw two gemsbok, otherwise called pasan here, about twenty zebras and yet another ten or twelve ostriches as well as a herd of about forty of what are here called hartebeest; but because of the bare veld we could not do more than take a long, uncertain shot at them. At about six o'clock we arrived at an abandoned farm where we found water, though somewhat brack, having seen no water the whole way except for two poor rainwater pools. Some thorntrees stood close to the farm. About half an hour from same we passed the only hollow in the whole way, which was a dried out river. We let our oxen feed a little but fastened them to the wagon when it got dark, for fear of lions. Before sunset we heard a hyena howl close to us. Slept in the tent and the Hottentots in the abandoned house. I wanted to take an observation with the thermometer but it fell and broke which was a great sorrow to me. Through carelessness the Hottentots let the fire go out so that I had to call them so as not to lose our oxen to wild animals.
[page 45]
Saw and heard nothing.
Our complete route today was east by north, half north, a distance of eight hours. Always the same Karoo-veld: reddish-brown clay with stones but dusty on account of the drought, scarcely any flowers. It is a pity that there is not more water in the country because the whole area has very good clay soil. At Nieuwenhuis there was nothing but brack stagnant water, muddy and yellow in some pools of the Zoute River, which seldom gets running water, except in thunderstorms. This usually occurs in January and February but it also gets some rain in September and thunderstorms in October.