Fourth Journey (MS 107/3/1-2)
7th August 1779
transcription
[7th August 1779]
7
schoon weer ooste windje. van nagt gerypt term. 38 - 68 - 55
peiling van het strand so ver sien kan. n:n:w: sonder inhammen. door den dag frisse zuide wind.
reed met de hr Paterson na de valey by de mond, deden een trek met een net dog vonden het te ondiep en geen vis. na enige eenden langs de zuidstrand
[page 12]
reden langs de strand ten noorden, al het zelfde wilde strand, en retourneerden met een omweg door een vlakke afschietende rug na de wagens vonden seven byeen staande hutten die de wilden van noordcaper benen gemaakt hadden allen tegen het noordwesten beschut. waarby grote hopen der voornoemde schelpen. sagen een steenbok en twe hasen. enigen van het Geselschap waren om de oliphanten op te soeken gegaan dog kwamen laat en sonder iets gesien te hebben te rug.
translation
[7th August 1779]
7
Fine weather, east wind. Frost tonight.
Thermometer: 38-68-55.
The direction of the shore, as far as I can see, is north north-west with no inlets. Fresh south wind during the day.
I rode with Mr Paterson to the vlei at the mouth. Made a cast with the net but found it too shallow and no fish, only some duck along the south beach.
[page 12]
We rode along the shore to the north; everywhere the same wild shore, and returned to the wagons with a detour across a low, sloping hill. Found seven huts standing together which the savages had made out of the bones of right whales, all were protected from the north-wester, near which there were large heaps of the aforementioned shells there. Saw a steenbok and two hares. Some of the party went to look for the elephants but returned late without having seen anything.