Fourth Journey (MS 107/3/1-2)
3rd October 1779
transcription
[3rd October 1779]
3 Sondag
frisse z:o: koel die door den dag sagt oost bleef.
term 45 - 70 - 55.
hoogte 2460.
vertrokken met een draay door het n:n:w: hebbenden de samoep, daar wy weder by de rivier komen n:t o:. arriveerden na twe en een half uur rydens by een droog riviertje dat een quartier in het westen in een cloof was wat schaars en brak water daar wy ons vee met moeite lieten drinken, hiete dese plaats de dorstige kuil. reden nog een uur en driequart verder noord op, en spanden dog geen water om den donker op een afdragend vlak veld vol grote schone kokerbomen uit, hieten dit agava tuin. sagen vandaag veel cameeleop. spoor en ook Zebra en gemsbok, dog geen levend wilt als een haas.
[page 42]
ging op de cameelleop: jagt, sag veel spoor en ook Rhinosters, dog geen dier.
het rosse vaste klipsand is hier en daar met rosse stoffige klei vermengt en men graaft niet diep, alles rots, dese lage bergen, lyken even ros als de grond, alles confuse brokken weinig platen, veel grote quarts brokken. vandaag veel gras en haakjesdoorn soort mimosa, ook kouw, en cameep. ook veel muisegaten daar dit hele land vol van is. de hottentotten dien ik sag einiquas noemden sig allen naugaap, dit was hun familie of moeders naam, dog haddden nog een naam dus hiete ene naugaap toenemaap. nauwgaap was syn moeders naam en de dogters hieten na de vader.
sag ook veele voorn: vogelnesten. waarin een soort graauwe vinken woonden, brak een dier massa tussen een kokerboom tak gevlogten, af, die wel 5 voet diameter was alles tot binnen is vol openingen en woningen, dog vond geen eiyeren of jongen. de openingen naar beneden.
translation
[3rd October 1779]
3 Sunday
Fresh south-east wind which remained soft and cool from the east all day.
Thermometer: 45-70-55.
Height: 2460 feet.
Departed with a turn through the north-north-west, having the Samoep to the north-north-east where we reached the river again, and arrived after two and a half hours’ travel at a dry rivulet which lies in a kloof a quarter of an hour to the west. Its water was scant and brack, which we got our oxen to drink with difficulty. Called this place the Thirsty Pool. Travelled for an hour and three quarters further north and outspanned (waterless) in the dark, on flat sloping country full of large beautiful quiver-trees, which I called Agava Garden. Today we saw much giraffespoor as well as zebra and gemsbuck tracks but, except for a hare, no living game.
[page 42]
Went hunting giraffes. Saw many of their tracks and of rhinoceros but no animals. The firm, stony, reddish-brown sand is mixed here and there with dusky reddish-brown clay and one cannot dig deep: everything rocks. These low mountains look as reddish-brown as the soil, scattered lumps everywhere, a few slabs and many large pieces of quartz. Today much grass and haakjesdoorn, a kind of mimosa, kauw as well and cameep. Also many mouse-holes, which this whole country is full of.
The Hottentots that I saw, Einiquas, all called themselves Naugaap: this is their family- or maternal name. But they also had another name; and thus one was called Naugaap Toenemap, Naugaap having been his mother’s name; and daughters are called after their father.
Also saw many of the aforementioned birds’ nests; a kind of grey finch lives in them. Broke one of masses off which was plaited into the fork of a quiver-tree. It was at least five feet in diameter. All of it, up to the centre, is full of openings and dwelling places, but I found no eggs or young birds. The openings are towards the bottom.