Fourth Journey (MS 107/3/1-2)
31st October 1779
transcription
[page 11]
[31st October 1779]
31 oct
gepasseerde nagt myn honden sterk geblaft dog niets vernomen.
't selfde weer. de dagwind kwam met drie uren son hoogte fris op en was dan noord dan n:w: tot sy westelyker in den avond als altyd met de son gong leggen,
sonder dese dagwinden die veeltyd hier met de son omlopen, en ook somtyds oostelyk blyven, sou men in dese hete streken door klippen en droogte en sand het niet kunnen houden. dog regulier begind er koelte omtrent negen uur die omtrent sonsondergang stil word zynde het dan somwylen seer warm. s'nagts is het meest dood stil en aangenaam en in hoger land tegen den morgen kout. gepasseerde nagt seer aangenaam. vertrokken met den dag na vergeefs na de zeekoeien gesogt te hebben, al langs de rivier z:o: op, na een uur marsch sagen wy twe troppen zeekoeien op het water, seker meer dan sestien in ieder, er wierden met vier schoten drie gedoodt, en ene op een ondiepe plaats zynde, haalden wy hem er terstont uit terwyl ons volk van vreugde dansten, so op staande voet afgeslagt en gebraden. smakende seer goed sonder sout of brood. (hiete dese plaats zeekoeidood) terwyl de andere zeekoeien digt by ons bleven swemmen blasen en snorken, Wy namen na twe en een half uur hier mede vertoeft te hebben, vlees mede en vervolgden onse coers leggende ons om de hette drie en een half uur fris marcherens langs de rivier neer.
sy stroomt hier zuidwaards op makende weer een lang eilandtje. dat pinars eiland noemde. sagen nog vele zeekoeien en enig springbok buffel en coagga spoor by de rivier.
om vyf uur in den agtermiddag marcheerden wy eerst z:o: een uur over een kliprug, daar hier de rivier zuidwaards doordraayt, en daar na, gingen wy zuid aan na de rivier toe dien wy op een half uur om de klippige weg verlaten hadden. na twe en een half uur sterk marcherens van de rustplaats z:o: t z arriveerden wij met schemering daar wy ons op een sandplaat neer leiden hoorden nog veel zeekoeien. 't selfde en heuvelagtige terrein.
translation
[page 11]
[31st October 1779]
31 Oct
The same weather. With the sun risen for three hours, the day-wind came up briskly and was first north and then north-west until it became more westerly in the evening, when as always it drops with the sun.
Without these day-winds, which for the most part veer with the sun here but sometimes remain easterly, one would not be able to endure these hot regions with their stones and drought and sand. Usually, however, the cool wind begins about nine o’clock, and drops about sunset, being sometimes very hot at that time. At night it is generally absolutely still and pleasant and it is cold towards morning in higher country. Very pleasant last night.
My dogs barked loudly last night but I did not find anything.
Having looked for the hippopotamus in vain we departed at dawn keeping always beside the river, going south east. After walking for an hour we saw two herds of hippopotamus in the water; certainly more than sixteen in each, and with four shots three were killed and one being in a shallow place we immediately dragged it out, while our people danced for joy and immediately cut it up and grilled the meat. Even without salt or bread it tasted very good. Called this place Zeekoeidood. After we had lingered for two and a half hours at this place because of this, while the rest of the hippopotamus remained swimming, blowing and snorting close to us, we took meat with us and followed our route until, on account of the heat, we lay down close to the river, after three and a half hours’ brisk march. It flows southwards here and forms another long island which I named Pienaar’s Island. We kept seeing many hippopotamus as well as some springbok, buffalo and kwagga tracks at the river. From five in the afternoon we first marched south-east for an hour across a stony ridge, where the river turns through the south., and thereafter, we continued south to the river which we had left half an hour before on account of the stoniness of the track. Two and a half hours’ hard marching south-east by south from our resting place we arrived here at dusk and laid ourselves down on a sand-bank. We could still hear many hippopotamus. The same hilly terrain.