Journals

Fourth Journey (MS 107/3/1-2)

26th November 1779


transcription

[page 31]
[26th November 1779]
26

't selfde weer. seer heet in den agtermiddag ten noorden van ons een donderbuy. kon de donder horen en regen sien dog wy kregen niets, frisse weste wind met vlagen in den agtermiddag dog seer heet. de wagen wielen seer ontramponeerd zynde, wilde ik voor uit om hulp te stuuren, also alle onse medegenomene spykers en trekbanden op waren, en het in de weg leggende gebergte niet om willende gaan, besloot ik dese nagt, met twe bosjemans, die my de weg souden wysen, na commas te gaan, als wanneer omtrent tien uren s'morgens aan sandfontein kon zyn, dat anders drie dagreisens is.
na myn drie hottentotten, hoever zy ieder schoft moesten ryden, en wanneer, onderrigt te hebben, ging tegen agt uren west op, agava of kokerboom, droge vlakke rivier door, vond hier geen ene koker dog wel lage doornbomen, na anderhalf uur kwamen wy aan het gebergte, zynde zeer warm met nu en dan weerligt, anders seer donker, so dat de vele klippen ons dikwils deed tuimelen, omtrent half elf de maan opkomende, waren wy al een gedeelte geklommen, en kwamen om middernagt by een brak graafwatertje in een klip, daar wy onse dorst lesten, zynde dese weg een der ergsten in dit hele land, heele bergen over en om alles vol klippen, passeerden omtrent twe uren een grote vlakte als een kom, hoorde hier enige zebras janken, hier na kwamen in een droge klippige rivier, daar weder een klein graafwater was, dog schoon veel dorst had en de bosjemans fris dronken, kon dit water niet drinken zynde bitter en zout.
na een draay door het noorden kwamen wy met sons opgang aan Commas fontein, daar fris onse dorst lesten zynde het water maar even brak, zagen hier vars twe leeuwe sporen van dese nagt, sagen ook gieren vliegen so dat wy vast besloten dat de leeuwen nog hier waren en wat gedoodt hadden, vonden ook een varsche paarde been, ook na een uur gerust te hebben ging na soubiesjes, waar hoorde dat barend vrys paard en myn oude togtpaard, dat hier gelaten had, door de leeuwen opgevreten was.

translation

[page 31]
[26th November 1779]
26

The same weather, very hot in the afternoon. A thunder storm to the north of us. Could hear the thunder and see the rain but we had nothing. Fresh west wind in gusts in the afternoon but very hot.

Because the wagon-wheels were badly damaged I decided to go ahead in order to send help, all the nails and iron hoops we had brought with us having been used; and not wishing to go around the mountains lying in our route, I decided to go to Commas tonight, with two Bushmen to show me the way, so as to be at Sandfontein by about ten o’clock in the morning which was otherwise a three-day journey.
When I had instructed my three Hottentots how far they should travel on each stage and at what time, I went off west at eight o’clock through the flat and dry Agava or Quivertree River. Found not a single quiver-tree but I did find low thorn-trees. After one and a half hours we came to the mountains; it was very hot with lightning now and then, otherwise it was very dark with the result so that we often stumbled over the many stones. At half past ten, when the moon rose, we had already climbed a part of the way and, at midnight reached a brack dug-out water-hole in a stone where we quenched our thirst. This is one of the worst tracks in the whole countryside; one has to cross entire mountains, and there are stones everywhere. At about two o’clock we crossed a large plain in the form of a basin. Heard zebras whinnying here. After this we came into a dry stony river where there was another dug-out water-hole, but although I was very thirsty and the Bushmen drank heartily, Icouldn’t drink the water which was bitter and salty. After a turn to the north we reached the Commasfontein at sunrise where we quenched our thirst heartily, the water here being only slightly brackish. Here we saw two fresh lion tracks, from tonight. We also saw vultures in flight and so were firmly convinced that the lions were still here and that they had killed something. Also found the fresh leg of a horse. After resting for an hour, went on to Soubiesjes where I heard that Barend Vry’s horse and my old travelling horse, which I left behind here, had been devoured by lions.