Fourth Journey (MS 107/3/1-2)
25th November 1779
transcription
[25th November 1779]
25
't selfde weer en wind dog weinig en seer heet
ging op een hooge heuvel om te sien waar was, en sag de spitse berg, die gepasseerde nagt gekent had, ging er na toe om versekert te zyn, en sogt meteen de beste weg voor de wagen, na een half uur gaans vond myn vorig wagenpad, niet ver van daar wy de rhinosters geschoten hadden, keerde weder en de ossen gekomen zynde, spanden wy in, en reden, langs de rosse sanduinen af tot agava of kokerbooms droge riviertje, lager als te voren.
sond de ossen na de rivier by Kaboes, twe uur van hier, af, en bleef met koerikei allenig hier. wist niet waar model gebleven was, twederley soort vliegen, de ordinaire en grote bromvlieg plaagden seer, dog beten niet, anders waar het hier niet te houden, had even een weinig schaduw onder een haakdoorn boom synde het hier niets als lage struiken.
hebben onse roejen der wagen, verscheide reisen met touwen moeten binden, brekende die ieder reise. myn twe hottentotten kwamen in den nagt en bragten my water en melk met een stuk schapevlees, sy hadden model by de rivier leggende, gevonden. had met koerikei dorst geleden. vonden vandaag 12 struiseyeren dog verbroeid, koerikei at er van. een hottentot hans die om myn centuron te rug gestuurd had, kwam met de selve van model te rug, synde ons spoor tot digt hier by gevolgd, daar na om te drinken de rivier af gegaan. sag enige struisvogels desen avond. de rhinosters schynen, door onse vorige togt, verder veld in te zijn.
translation
[25th November 1779]
25
The same weather and wind, but light, and very hot.
Went up a high hill to see where I was and saw the peaked mountain which I recognised last night. I walked to it make certain, and at the same time to look out the best route for the wagon. After half an hour’s going found my previous wagon track, not far from where we shot the rhinoceroses. Turned back and when the oxen had come we spanned in and travelled downhill past reddish-brown sand-dunes until we came to the dry Agava- or Quivertree-rivulet lower down than before.
Sent the oxen to the river at Kaboes two hours from this place and stayed here alone with Koerikei. Did not know where Model had remained. There are two kinds of flies: the common ones and the large blow-fly are a great nuisance but do not bite, otherwise it would have been unendurable here. We even had a little shade under a hook-thorn tree, there being nothing but low shrubs here.
We have had to use rope to tie in the axle-pins of our wagon several times; they keep on breaking.
My two Hottentots arrived in the night bringing water and milk as well as a piece of mutton. They had found Model at the river. Koerikei and I suffered from thirst. Found twelve ostrich eggs today, but almost hatched. Koerikei ate of them.
A Hottentot, Hans, whom I had sent back for my belt returned with same from Model. He had traced our tracks until close to this place and then gone down to the river to drink.
Saw some ostrich this evening. Due to our earlier journey the rhinoceros appear to have gone further into the veld.