Fifth Journey (MS 107/4)
31st December 1785
transcription
[31st December 1785]
31 Sater
vertrokken met den dag verder oostelyk op bidouws rivier af tot op een quartier alwaar hy in swarte doorn rivier loopt
dog liepen nu geen van beiden, en waren vol van donker blaauwe gladde klippen en wy uitspanden om dat er verder geen water meer was en wy de grote caro o:n:o. telyk door moesten
tanqua is dan al 5 uren te paard regts af in hem by eenen vlok alwaar drie sout pannen syn waaronder eene met bitter sout
dit is hier meer in het land en is dit meest sal gemmer.
spanden om quart voor vieren in en waaren na twe en een drie quart uur ossewagen op de hoogte daar wy de caro oversagen egter vol laag gebergte, en tegen de rand van het hoge land, aan weersyden de caro en planten. sijn de grote versakkingen als fortificatie gragten in het land dog oneindig diep.
stratas horisontaal
warm t’selvde weer en wind
term. 89 98 92.
barometer by doornrivier
duisend voet boven de zee
[page 24]
waren om agt uren s’avonds de grote klippige hoogte sadelmakers bank genaamt af en kwamen na twe uren aan de nu droge wolve rivier en middernagt alwaar nonjes nu droge rivier in hem loopt, passeerden vele riffen klippen die als fortificatie linien schenen gemaakt te zyn passeerden om enen langs de linker sy van kleine, elands berg (met vele draayen door het noord en noord oosten. dog gelyke caro grond), vierden nieuwjaar al marcherende met een glas wyn en een schot so als het twaalf uuren was en deelden rantsoen van ons mede genomen water uit, hier nam willem van wyk die ons met syn ossen tot hier gebragt had afscheid van ons. wy reden met den dag de hoek van vogelfontein bergje om en passeerden o.n.o. aan al langs dit gebergje met de drooge nonjes riv: aan de regterhand vol doornbomen die loopt hier o. en w. langs de grote elands berg. een wortel uit het hoge land parrallel aan het selve dit hoge land heeft al van kleine distantien als van een uur en somtyds meer diepe inhammen die in voornoemde diepe fortificatie gragten eindigen waardoor de riviertjes als door poorten heen loopen in regentyd. vonden al dit land verschrikkelyk droog, hebbende het nu sedert enige jaren weinig geregent en nu byna in ses maanden geen droppel.
[page 24a]
translation
[31st December 1785]
31 Sat.
At dawn departed further eastward down the Biedouw River for a quarter of an hour to where it runs into the Swarte Doornrivier. But neither is flowing now. They were full of smooth, dark-blue stones and outspanned because there was no water further on and we have to travel through the great Karoo in an east-north-easterly direction.
The Tanqua river then flows into it [the Swarte Doornrivier] a whole five hours straight ahead on horseback at a certain Vlock’s where there are three salt-pans, one of which has bitter salt.
There are more of these in this part of the country and they mostly give pickling salt (salgemmer)
We inspanned at a quarter to four and after two and three quarter hours the ox-wagon reached the heights overlooking the Karoo, actually full of low mountains, and vegetation on both sides of the ridge of this high plateau with the Caro.
The large subsidences in this country are immeasurably deep like channels of fortifications. The strata are horizontal.
Hot. The same weather and wind.
Thermometer: 89-98-92.
Barometer at Doorn River a thousand feet above the sea.
[page 24]
By eight o’clock in the evening we had descended the large stony hill called Sadelmakersbank and after another two hours we reached the now-dry Wolwerivier and at midnight we had passed the place where the now-dry Nonjesrivier runs into it. We passed many ridges of stones which seemed like lines of fortification.
On our left we passed beside and around one of the Kleine Elandsbergen with many bends through the north and north east but the same Karoo soil still.
We celebrated New Year while on the march with a glass of wine and a shot when it turned twelve o’clock and we dealt out rations of the water we had brought with us.
Here Willem van Wyk, who had brought us to this point with his oxen, took leave of us. As day broke we rode around the corner of Vogelfontein Bergje and went east-north-east with the dry Nonjesrvier on our right past this mountain. The river was full of thorn trees on the right hand side here and runs east-west beside the Grote Elandsberg, a spur from the high land and parallel to it. This high plateau has deep ravines in it, all a short distance as about an hour, sometimes more, apart, which end in the aforementioned deep, fortification-channel through which small rivers flow in the rainy season as through a gap in the hills.
Found this country terrifyingly dry everywhere. For some years it has had little rain and hardly a drop for the past six months.
[page 24a]