Second Journey (MS 107/1/1-2)
16th December 1777
transcription
[16th December 1777]
16
vertrokken naar myn van van staden gepeilde berg n:o:t:n: seer schoon aangenaam weer. z:o: koele wind. de barometer gaf hier om seven uren s'morgens 27 d omtrent 3t. schoon wat hoger zynde als daar gisteren peilde.
arriveerden na vyf uren distantie n:o:t:n quamen aan de laatste plaats in dese streek, daar enen van den berg woonde, ook goed koorn zaayde.
vertrokken in den agtermiddag een uur z o na tarkas oever. om de wagen op te zoeken die langs den oever voortgetrokken is zagen dezelve aankomen en vervolgden onse weg n o o met deselve
hebben vandaag alles gebroken veld gepasseert, en enige lage bergen die van tarkas bergen na sneeuwbergen toe schieten, dit veld is begind ook meest vlak te worden als aan de andere zyde der sneewbergen met klip koppen hier en daar men trekt ook door poorten om en door dit gebergte, hebbende ook als de sneewbergen vele platte plaatsen boven dog niet so hoog. ook de stratas, en voortbrengsels, zynde er weinig of geen hout. Zagen het gebergte, dat aan de noord zyde van het Cafferland loopt, hier agter de sneeubergen een begin neemen, hadden het vandaag op een uur distantie z:o: van ons, lykende so als gesegt is net als de sneeuwbergen dit is het land dat in de caart van wentzel het dgawas land hiet, dog hy is er niet zo ver als ik nu hier ben in geweest en ik heb die natie nog niet kunnen vinden, de hottentotten die aan de sneeuwbergen en visrivier by de boeren woonen zynden er daar gene anderen hietende sig ćora dus in het meervoud Ćoranas hieten alle dese hottentotten ĥei ĥei tini, het gene, zonder Caros voor hunne schamelheid lopende menschen, betekent. zag er enigen van by de Caffers en by onse boeren, dog het waaren alle regte zogenaamde bosjesmans hottentotten, agter de Caffers legt ene craal welkers capitein zy zeer vresen, hietende áree zynde links omdat hy links schiet.
[page 89]
zy waaren schraal en klein over het geheel. alle bosjesmans of binnenlandse hottentotten worden van de boeren chinesen geheten, en zyn so ver ik tot nog weer gezien heb de zelvde natie, verschillende in dialect na de distantie. heb vandaag en ook in het cafferland verscheide oude hottentots graven gezien, ook hebben de rivieren in het Cafferland so ver ik gehoord heb hottentots namen, denke dat de Caffers zo wel als wy zig verder uitgebreid hebben, zeggende de Caffers dat sy en al hun vee van de mtamboenas kant komen.
sagen vandaag enige struisen met vele jongen, enige hartebeesten, en twe a drie spring en steenbokken. de wind wierd tegen den middag z:w: zeer schoon helder weer. myn voornemen is nu verder noordelyk aan te gaan
en dan verder zien wat doen kan, Jan durand hannes de beer en, hannes meintjes, hebben de reis met my aangenomen. wy hebben myn wagen en tien ossen, agt paarden, en agt hottentotten. dese natie met ons in vyandschap levende, zyn wy zeer op onse hoede zal alles aanwenden om er enigen te spreken, om te zien of dese wilde oorlog niet ten einde kan gebragt worden, de bewoonder van dese laatste plaats is voor omtrent een maand door een deser chinesen met zyn basterd hottentot op de jagt zynde, en hem ook jagende gerancontreert hebbende, aan het hooft en de basterd aan de neus met een vergiftigde pyl gekwest, de Chinees is na veel moeite doodgeschoten. zagen tegen sons ondergang iets dat na een leeuw geleek, de beer en ik reden er na toe en vonden het een pronkende wilde paauw, die op een mierhoop zat. spanden by de tarca uit, en sloegen geen tent op omdat de grond te klippig was voor de pennen. hebben vandaag 6 uren n:o: Geavanceert, rysende dog langsaam
translation
[16th December 1777]
16
Departed towards the mountain I had taken bearings on from Van Staade's. Very fine, pleasant weather, a cool south-east wind. Here at seven o'clock in the morning the barometer showed 27 inches and about 3 tenths, although we were somewhat higher than where I measured yesterday. After a distance of five hours north-east by north we arrived at the last farm in this region where a certain Van den Berg lived and had also sown good wheat. Went one hour south-east in the afternoon to the bank of the Tarka in order to look for the wagon which was had gone forward on along the bank. We saw the same coming and continued our way north-east with the same.
It was all broken country that we crossed today, as well as some low mountains that extend from the Tarka mountains towards the Sneeuberg range. On the whole the country is beginning to flatten out as it does on the other side of the Sneeuberg mountains with stony koppies here and there. The way through and round this range is though defiles, and it has many flat plateaux like the Sneeuberg but not so high, and also similar strata and outcrops. There is little or no wood. We saw the mountain range that runs on the northern side of Caffreland make its beginning here, behind the Sneeuberg. We had it an hour's distance from us today, in the south-east, appearing, as I have said, just like the Sneeuberg. This is the country that is called Dgawas land on Wentzel's map. But he did not travel as far into it as I have done here, and I have not been able to find this people. The Hottentots who live with the boers on the Sneeuberg and Fish River, there being no others there, call themselves Cora (thus Coranas in the plural). All these Hottentots are called ‘Hei ‘Hei Tini’ which means 'people who go without a caross in front of their pudenda'. Saw some of them with the Caffres and with our boers, but these were all true so-called Bushmen-Hottentots. Beyond the Caffres there is a kraal whose chieftain they are much afraid of. He is called 'Aree', meaning 'Left', because he shoots from the left.
[page 89]
In general they were scrawny and small. All Bushmen (or inland-Hottentots) are called 'Chinese' by the farmers, and so far as I have been able to observe up to now they are all the same people, differing in dialect according to their distance from one another. I have today seen several old Hottentot graves, which I also saw in Caffreland. In addition the rivers in Caffreland, the ones I have heard of, have Hottentot names. Think that the Caffres, as well as ourselves, have been spreading further out, for the Caffres say that they and all their stock come from the direction of the Mtamboenas.
Today we saw some ostriches with many young, some hartebeest and two or three springbok and steenbok. The wind turned south-west towards noon. Very fine, clear weather.
My intention now is to go further north and see what more can be done. Jan Durand, Hannes de Beer and Hannes Meintjes are joining me in the journey. We have my wagon, ten oxen, eight horses and eight Hottentots. Because these people are at war with us we are very much on our guard. I shall do all I can to confer with some of them and see if this savage war cannot be brought to an end. About a month ago the inhabitant of this outermost farm – being out hunting with his half-caste Hottentot and encountering one of these Chinese who was also out hunting – was wounded on the head and the half-caste on the nose by a poisoned arrow.
After great difficulty the Chinese was shot dead.
Towards sunset we saw something that looked like a lion. De Beer and I rode towards it and found that it was a wild peacock preening itself on an ant-heap. We outspanned at the Tarka but we did not pitch a tent because the ground was too stony for the pegs. Progressed six hours north-east today, although travelling slowly.