Second Journey (MS 107/1/1-2)
14th January 1778
transcription
[14th January 1778]
14
schoon weer weinig dauw de wind was na het zuiden gelopen, warm in den morgen. hoorden in den nagt vele bavianen schrewen, de hottentotten seiden dat de tyger ze plaagden. vervolgden onse cours door het z w:z: en ook z:o: met vele draayen en heuvels ook veel kreupelbos. dit riviertje passerende daar het z:o: draayt sprong een dier op en liep door de struiken digt voor my uit kon naar twe reisen sien, dat het een leeuw was, na een groot uur z aangereden te hebben hielden wy aan zondags rivier halte. die hier z:o: in de grote inham van swartkops rivier loopt, daar de laatste companies bake staat, dese rivier was omtrent dertig treden breed en tot
[page 26]
buik van het paard diep. in dese streek na de zeekant houden vele buffels, enige leeuwen en oliphanten, kregen hier wat melk van een kleine kraal hottentots die enen boer ferreiras vee oppasten ook lag een kleine kraal iets verder. van de geelhoute boom tot zondags rivier (die de hottentotten ghoag ghou a of moeras kleirivier hieten is drie uren
na den middag trokken z: en z z w ook z w met vele draayen en kwaamen een uur na zons ondergank aan kleine riviertje de Ćougha zynde grond rivier. van sondags rivier tot hier hebben meest een ongemakkelyk pad met vele kalk klippen, en keien en vele dallen, het terrein swaare wit gryse klei gebroken Caro velt met gravel keitjes. met vele hier en daar als parterres van differente struiken, met euphorbiaas en aloees doormengt, dat een allerschoonst gesigt geeft, zynde al de heuvels groen begroeid. peilden dese morgen het hoog gebergte z punt w half zuid, dat aan dese zyde gamtousrivier legt na gissing 16 uren. kwamen omtrent vyf uren op een grote vlakte van de welke wy de zee konden zien
by de Cougha vonde de veeplaats van ferreira door een knegt bewoond. onse gecoppeld cours z t w ½ w. seven uren. de wind fris z:o: door den dag meest betrokken lugt zagen, een uur voor zons onderg: de grote inham van de swartkops rivier. zagen enige hartebeesten en schoot enige eend vogels. onse proviant was op.
translation
[14th January 1778]
14
Beautiful weather. Light dew. The wind had veered to the south. Warm in the morning. At night we heard many baboons screeching. The Hottentots said the tiger was harassing them. Continued our course through the south, south-west as well as south-east, with many turns and hills, much undergrowth as well. Crossing this rivulet where it bends south-east, an animal jumped up and ran through the shrubs right in front of me. Could only see at the second glance that it was a lion. After we had travelled south for a good hour we came to a halt at the Sunday's River which here runs south-east into the Swartkops River and where the last of the Company’s beacons stands. This river was about thirty paces wide
[page 26]
and its depth was up to a horse's belly. To the seaward side of these parts there are many buffaloes as well as some lion and elephant. Here we obtained milk from a small kraal of Hottentots who are looking after stock for a farmer, a certain Ferreira. There is another small kraal a little further on. It is three hours from the Yellow-wood tree to the Sundays River which the Hottentots call Ghoag Ghou A or ‘marsh-clay river’. In the afternoon we travelled south and south-south-west as well as south-west with many turns, and an hour after sunset we reached a small stream, the Cougha – which means 'soil-river'. From the Sunday's River to here we have had an uncomfortable road for most of the time with many limestones and pebbles and many vleis. The terrain was heavy white-grey clay, broken countryside with small gravel pebbles. There are many shrubs of various kinds here and there, as though laid out in parterres, mixture of euphorbias and aloes mixed together. This provides a most beautiful prospect since all the hills are green. Took bearings this morning on the high mountain range, south a point west half south, that lies on this side of the Gamtous River at an estimated distance of sixteen hours. We reached a large plain at about five o'clock from which we could see the sea. At the Cougha found Ferreira's stock-farm inhabited by a foreman. Our corrected course south by west half west, seven hours. The wind fresh south-east all day, sky mostly overcast. We saw the large inlet of the Swartkops River an hour before sunset. Saw some hartebeest and shot some duck. We were out of provisions.