Fourth Journey (MS 107/3/1-2)
25th October 1779
transcription
[25th October 1779]
25
't selfde weer de westelyke koelte vroeg en woey fris op met den middag; weerligt gepasseerde nagt.
brete een en drie quart myl oost van de kaukeis langs de rivier.
gr | 16 | m | 27 |
12 | zuider declin | 9 | |
geeft brete | 28 | 36 |
[page 4]
dese craal heeft de gewoonte van tabie te maken egter waren er drie die in den morgen nog by ons waren geen eene gesneden, egter de kraal velen. dit toont dat het geen noodsakelyk of generaal gebruik in de kraal is. sy hebben enig vee, dog de ogoqua of smalwangen hebben hun veel afgenomen.
[in margin:] sy steken hun vee egter veel weg als er suspect volk komt.
stelden uit tot de terug reis om op het eiland en midden in de rivier by hun te gaan.
[in margin:] n:b: by onse nagt plaats kregen wy een der ogoquas of smalwangen. hy was een frisse jonge kaarl en seide ons dat syn kraal op een eiland niet ver van hier lag, ik sond hem om syn volk te verwittigen.
de rivier word van hosabees af weer alles kleine eilanden, wel van de ene tot de andere syde de rivier een half myl breed. vol van 't selfde geboomte, dat nu na de sware donder regen seer groen was en vol gras, dus seer vermakelyk, en loopt weer benoorden 't oosten. het land aan weersyden word veel vlakker, en is hoog beginnende na de plettenbergs rivier terrein te hellen egter ruiger. sag vandaag op een eilandtje tussen bomen daar een opening was seer digt by een fraaye oliphant. dit is een frajer dier, als de tekening, syn oor is groter de slurp hang byna tot op de grond hy stapte majestueus voort van de hoogte van 10 a 11 voet, en spoede sterk, hy stond dikwils stil en merkte my niet. marcheerde door de bomen met groot gekraak. syn rug agter heeft een fraaye boog so dat het kruis verheven is.
ons volk maakte jagt op hem, dog hy ontkwam in het geboomte sag veel rhinoster cameel en oliphants ook enig buffel spoor en van verre twe camaleopardalis. er was een grote namacqua by hun wonende.
vertrokken oostelyk op met den dag, zynde de lugt verkoelt dewyl er in 't zuiden van ons een donderweer geweest is, en na vier uren marsch gingen wy de middag uithouden onder de doornbomen langs de rivier. daar een spruit een klippig eiland maakt.
vertrokken om twe uren deselfde coers, een myl, toen wy tyding kregen dat ons volk een zeekoei geschoten had. keerden een quart myl te rug na de rivier by hoge cameeldoorn (soort mimosa) bomen, daar wy vernagten terwyl ons volk het dier afslagten; hebbende geen vlees meer. de naam van dese plaats was hautaws. eer wy na de rivier terug keerden, sagen wy een bosjeman lopen, twe onser haalden hem in, egter liep hy weer weg. de wind was violent met den avondt. hier waren buffels. al het selfde terrein. veel poelepentaden.
translation
[25th October 1779]
25
The same weather. The cool westerly wind came early and blew briskly from noon onwards. Lightning last night.
Latitude one and three quarter miles east of Kau Keys, beside the river.
Degrees | 16 | Minutes from the zenith | 27 |
12 | Southerly declination | 9 | |
Gives latitude | 28 | 36 |
[page 4]
This kraal has the custom of practicing tabie, though of three that were with us in the morning none had been cut – but many in the kraal. This shows that it is not compulsory or common custom in the kraal. They have some livestock, but the Ogoqua (Narrow-cheeks) have robbed them of many. However, very often they hide their cattle when suspicious people arrive. Have deferred going to their island in the middle of the river until the return journey. (N.B. We had one of the Ogoquas or Narrow-cheeks at our night camp. He was a healthy young fellow and said that his kraal was on an island not far from here. I sent him ahead to inform his people.)
Downstream from Hosabees the river is again all small islands, and a good half a mile wide from one side to the other. It is full of the same trees which now, after the heavy thunderstorms, are very green; and it is full of grass, thus very pleasant. Here it again runs to the north by east. The country on both sides is much flatter and it is high beginning to slope away toward the Plettenberg River region, but it is scrubbier.
Today on a small island I saw, where there was a gap, though the trees saw a fine elephant very close by. It is a finer animal than that in the drawing: its ear is larger, its trunk hangs nearly to the ground. It paces forth majestically, being ten to eleven foot high and runs swiftly. It stood still often and did not notice me. It strode through the trees with a great crackling noise. Its back is beautifully curved at the back, which raises the crupper. Our people gave chase to it but it got away in the trees. Saw much rhinoceros-, giraffe- and elephant-spoor, also some from buffalo And, from far off, two giraffe.
There was a Great Namaqua living with them.
Departed east at dawn. The air had been cooled by thundery weather to the south of us. After four hours’ tramp we saw out the afternoon under a thorn-tree beside the river, where a stream forms a stony island. Departed in the afternoon, same course, one mile, when we got news that our people had shot a hippopotamus. Turned back a quarter of a mile to the river and passed the night under high camelthorn trees (a kind of mimosa), while our people cut up the animal. We had no more meat. The name of this place was Hautauws.
Before we turned back to the river we saw a Bushman walking. Two of ours caught up with him but he ran away again. The wind was violent in the evening. There were buffaloes here. The same terrain everywhere. Many guinea fowl.