Fourth Journey (MS 107/3/1-2)
25th July 1779
transcription
[25th July 1779]
25
term: 48 - 75 - 63. door den dag deselfde koeltje, s avonds sterker.
noorde koude wind helder.
gepasseerde nagt seer kout gehad door de wint. al is termometer hoger als met meer stille koude.
vertrok te Paard voor uit na den veld corporaal van den hever. peilde vygemonds berg (gobe ooms), het midden noord. doordien myn been nog styf is sal ik de meting van hamiesberg uitstellen tot de terugreise. dit is seker de berg van 48 dagreisens, schoon ik hem hoger als tafelberg houde. moogelyk heeft van der Stel gesegt, gebergte 48 dagreisens van de Caap. also men in het begin der Colonie niet so ver op een dag kon ryden om de wegen. en ik nu byna vier weken op reis ben, schoon
[page 7]
een oostindies schip met goede wind, die distantie in een etmaal sou afseilen.
reed door veel hoogtens en laagtens n:o: met een draaij en arriveerde na drie uren ½ sagt rydens aan de leg plaats van van den hever. zynde een regte hottentots hut. hy was niet te huis, maar by eenen hermanus engelbregts. na enige melk van van den hevers hottentottin gekregen te hebben trok z:w: over een berg langs de Punt die vyge mont geheten is en daar na n:w: na een uur by hermannus engelbregt die een cristen vrouw had en saayde en in een muur huis woonde egter was de deur twe dikke planken die men er moest voorsetten en dan nog de spatie niet opvulden. vond hier van den hever siek, eenen van renen die van de grote rivier kwam. en het huis vol kinderen.
heb vandaag gesien dat de kamiesberg en alle dese bergen maar een zyn met insakkingen en kommen de hoeken der wortels. volmaakt corresponderende, selfs boven op de bergen. de bergen zyn niet uit stratas maar alle als rond door het water gespoelde koppen tot boven op de punten. veel van die quartsagtige klippen van baay fals, en boven geheel cos.
met byna geen gewas op die bergen, dog na de zyde der vygemond veel vegetagie ook hier en daar uitgenomen op die ronde koppen die volmaakt klip zyn met veel andere kleinder even ronde klippen die er los op leggen, sommiggen hangende so los dat men se met de voet van boven neder kan schoppen. de bloemen beginnen hier sterk uittekomen, sal veel witte hymanthus, gele oxellus. kokerbomen zynde geen aloes maar agava, ixias. misembriantimums van allerley kleur. het terrein gemengt, somtyds sanderig. alles bosjesveld. met klippen. de wagen niet kunnende so ver komen, moest na vier uur rydens aan lange clip, digt by wiltschuts capt. noe bee kleine namaqua craal uitspannen. coeurs noord.
myn been was tot in de lies geswollen van het gaan so dat er de koorts van kreeg, ley wat byewerk, (het geen de byen voor hun nest maaken. voor de wind) op het gebeten geswel. na het met warme asyn gebaadt te hebben.
translation
[25th July 1779]
25
Thermometer: 48-75-63.
Same cool breeze throughout the day. Stronger towards evening.
Cold north wind. Clear. Got very cold last night due to the wind although the thermometer is higher than when the weather is calm but cold.
Departed on horseback onwards to Field Corporal Van den Heever’s. Took bearings on Vyemond se Berg (Gobe ooms) in the mid-north. Since my leg is still stiff I shall postpone measuring the height of the Kamiesberg until my return journey. It is certainly the mountain of "the forty eight days’ ride", although I make it higher than Table Mountain. Possibly Van der Stel said "the mountain range 48 days’ ride from the Cape", because in the beginning of the Colony one was not able to ride so far in one day because of the roads, and although I have now been travelling for nearly four weeks,
[page 7]
yet an East Indiaman with a good wind could easily sail this distance in twenty four hours.
Rode north-east through many hills and dales making one turn, and after three hours' easy riding arrived at Van den Heever’s stock-farm, which is really a Hottentot’s hut. He was not at home but at a certain Hermanus Engelbrecht’s. After getting some milk from Van den Heever’s Hottentot woman, went south west over a mountain past the peak called Vygemond and thereafter north west and in one hour came to Hermanus Engelbregt’s. He has a Christian wife, grows crops, and lives in a walled house, even if the door consisted of two thick planks which had been propped in front of it and even then did not fill the gap. Here I found Van den Heever sick and a certain van Reenen who had come from the Great River, and the house full of children.
Saw today that the Kamiesberg and all these mountains are all of one piece, with depressions or basins into which the angles (of the bases) fit exactly, even on top of the mountains. The mountains do not have strata, but all are rounded as if eroded by water. There are many quartz-like stones as at False Bay up to the top of the peaks, and on top it is altogether of Cos. There is almost no scrub on those mountains but toward the Vygemond side there is plentiful vegetation, excepting here and there the rounded peaks, which are bare stone, with many other smaller equally rounded stones scattered about, some of them hanging so loosely that one can kick them down from above with one’s foot. Here the flowers are beginning to bud in profusion; saw many white hymenthus, yellow oxalis, quivertrees (which are not aloes but agava), ixias, mesembryanthemums of various colours. The terrain varies, is sometimes sandy. Everywhere shrub veld with stones. As the wagon was not able to come this far we had to outspan after four hours’ riding at Langklip, near the kraal of Wildschut (Chief Ńoebee, a Kleine Namaqua). Course north. The travelling made my leg swell to the groin and made me feverish. Placed some beeswax [byewerk] (which bees make for their nest against the wind) on the swelling where I was bitten, having bathed it in hot vinegar first.