Journals

Fourth Journey (MS 107/3/1-2)

19th October 1779


transcription

[19th October 1779]
19

schoon weer, oostelyke lugtje, de lugt seer verkoelt, egter weer broeiend in den agtermiddag. ging weder na het kraal en rivier, en een pad sou weer in een gegraven gat, voor de zeekoeien gevallen zyn dog de ghawoep, aboegoep en syn soon goroe die voorgingen waarschouden my. sy syn seer omsigtig in het gaan door het bos, om de oliphanten, sy vertelden my dat hy hun jaagt en dood sou trappen schoon sy hem niet jagen, komende dikwils tot aan hunne craal, dien sy commé met naam noemden, so als sy my aan syn spoor wesen. ook had een oliphant een hunner dogters voor enigen tyd in het bos lopende om kost te soeken doodt getrapt. wy dwaalden enigen tyd door het bos en langs de rivier, daar verscheide fraaye blaauwe door schynende als saphier steenen vond.

[page 58]
ook enige opaque gespekkelde groenen. sag vars oliphants spoor, was gisteren na het seggen der hottentotten, op 50 treden voorby. ses oliphanten gegaan waaronder enen gekwetst, en sy raden my om niet so door 't bos te lopen. seker is het dat men in dese boskasie niet ver van sig kan sien, en die dieren op het lyf is eer men het weet. de hottentotten seggen dat als het swaar onweer is een oliphant stil op deselfde plaats blyft staan van vrese. tot nog toe heeft het volk geen der geschotene oliphanten gekregen. by de kraal komende, sag ik een hottentot die een oog kwyt was, ik vroeg hem hoe hy dat verloren had, hy vertelde my in presentie van de kraal, dat een ster hem uit de lugt op de kop gevallen was en hem so swaar geblesseerd had; nader informerende vond ik dat er superstitie mede vermengt was, en dat hy seker een soort van beroerte moet gekregen hebben, vragende hoe de ster er uit sag, seide hy en een oud wyf, dat hy als een yser varken geleken had, en dat drie meiden het ding gevangen hadden. hy seide, schoon hy al veel vee (synde seer ryk geweest) geslagt had, (synde anders maken) hy nog niet weer fris en sterk had kunnen worden, dus komen alle hunne gebruiken op eten uit, als by de meesten van alle volkeren, daar drinken, buiten dat nog by komt. als een ryke hottentot sterft, worden er veel beesten of schaapen by syn graf geslagt en gegeten, latende de benen en knoken als gedenk tekens er by leggen.
beschonk de twe ghawoéps of oppervolk met eenige kralen en twe spiegeltjes ieder een voor hunne favoriet wyven, en wy waren goede vrienden. sy waarschouwden ons op onse hoede te zyn met de verdere hottentotten, seggende dat sy schelmagtig waren. sag vandaag weer enige zeekoeien in de rivier, die hier z:o: en n:w: loopt, en vele blaauwe ixiaas zynde er anders weinig bloemen tot hier geweest en weinig honing.

translation

[19th October 1779]
19

Fine weather. Light easterly breeze. The air much cooler but sultry (thunder brewing) again in the afternoon.

Went back to the kraal and the river, and on the path would once again have fallen into a pit dug out for hippopotamuses; but the Ghawoep Aboegoeb and his son Goroe who were ahead, warned me. They were very cautious going through the forest on account of the elephants. They told me that these chased them and would trample them to death, even though don’t hunt them; and that they often come up to their kraal, which they called by the name Commé, as they showed me by their tracks. In addition, a short while before an elephant had trampled one of their young girls to death while she was walking in the forest looking for food.
For some time we meandered through the forest and along the river where I found some beautiful blue stones as transparent as sapphire,

[page 58]
also some opaque, speckled, green ones. Saw fresh elephant tracks. According to the Hottentots six elephants, one of which was wounded, had yesterday passed fifty paces away, and they advised me not to walk this way through the forest. It is certain that one cannot see far in these thickets and that the animals can come upon one before one knows it. The Hottentots say that in very bad weather an elephant will stand still in the same place from fear. Up to now these people have not found any of the shot elephants. Arriving at the kraal I saw a Hottentot who lacked an eye. I asked him how he had lost it and he told me, in the presence of the kraal, that a star had fallen out of the sky on to his head and had thus wounded him badly. Enquiring further I found that superstition was mixed up in this and that he had certainly had a kind of stroke. Asking him what the star looked like he and an old woman said that it had looked like an porcupine and that three maidens had caught the thing. He said that although he had already slaughtered (that is the “others-making” ceremony) much stock (having been very very rich), he had not been able to become strong and healthy again. Thus all their customs end up with eating, as indeed with most peoples, who also add drinking. When a rich Hottentot dies, many cattle and sheep are slaughtered and eaten at his grave, with the bones and knuckles left there as a memorial. I presented the two Ghawoeps or headmen with some beads and two small mirrors (one each) for their favourite wives and we were good friends. They warned us to be on our guard with the other Hottentots saying that they were sly.
Today again saw some hippopotamus in the river which here runs south-east and north-west, and many blue ixias, there being otherwise few flowers up to here and very little honey.