Journals

Second Journey (MS 107/1/1-2)

5th November 1777


transcription

[5th November 1777]
den 5

om half zes vervolgden onse coers, een uur oost ten zuiden wat opgaande, tot na de woning van eenen rheinst, dewelke na de caap zynde, er niemant te huis was, door dien my door eenen bota gesegt was dat er hier een wolve vel was, visiteerde het en vond het, ene de een hyaena te zyn. trokken nog iets opgaande oost noord oost, waarna wy op de hoogte komende, het bad oost noord oost en daar wy wesen moesten in den avond, oost ten noorden, na drie uren distantie in een regte lyn van valkenhager, waarna al afgaande, door een goede weg door enige dwars riviertje passeerden wy de oliphantsrivier in het noorden, dewelke hier niet liep en byna geheel droog was, met enig brak water.
ten noorden van ons was een laage cloof door het swarte gebergte waar door eene grote tak in de oliphantsrivier loopt zynde het toverwater geheten, in hottentots ćuigha ćamma genaamt om dat hier toen de hottentotten dit land besaten er een moet verdronken zyn in een draaykolk door een waterval veroorsaakt. de oliphants rivier liep nog tamelyk sterk by rensenburg, moet dus dese tak sterk zyn. kwamen omtrent elf uren aan het warme water direct aan de zuide voet der swarte berg die hier niet hoog zyn, gelegen. hier by lag een verlaten woning, van enen Jordaan dewelke na de kant der Caffers was gaan wonen. hier vonden wy eene grote fontein uit de grondt opborrelende op verscheide plaatsen in een kom van 12 a 14 voet diameter omtrent 2 en 1½ voet diep de hette van het water was hier 108 gr: het had een yser en swavel smaak ook iets dat na ziltigs sweemde denke dat dit het beste bad is dat ik gesien hebbe.
[annotated on page 39:] wy vonden hier by nog twe kleider lager leggende fonteinen, de eene 105 en de andere 107 gr hette, ook deselve smaak. de grond was hier overal ook hol, seer warm, asch agtig en regt pik swart op vele plaatsen. anders meest geel en donkere gele oker grond. yser klippen, ook groef ik iets uit dat hier veel is, en ik voor bitumen houde ook borrelt er verbrande taaye houtskool uit de grond; het swarte gebergte tegen dewelke dit warm water legt, heeft van buiten te zien zo als overal langs het zelve, een zeer oud ruineus uitzigt en de stratas niet regulier, schynende zelfs ineen gedrongen en gesmolten, alle vuurgevende stenen. vonden hier twe mans en twe vrouwen om het bad te gebruiken, dat in de open lugt was wonende in de tenten hunner wagens; de ene vermake geheten was voor vyf jaar door een slang in den enkel gebeten, daar hy ten eersten de wonde afgebonden hebbende boven de beet onder en boven de knie een half uren van huis zynde, daar na toe reed, latende zyn paard halen wierd ondertussen loom en slaperig en donker van gezigt.

[page 40-41]
zette zyn voet ten eersten in pekelwater, en dronk veel melk, kreeg sterke pyn in de ingewanden en swol op, raakte daarop aan het vomeren en purgeren en veel buiten kennis, waarna den anderen morgen beterde, dog enig vlees viel naderhand by de wond uit het been, en als enigsins sterk wil gaan of ryden word het been lam. gebruikt daar voor het bad het was een fris jong kerel.
vertrokken om twe uren digt langs het swarte gebergt oost aan en na drie uren rydens door een goed pad kwamen wy by het einde der swarte gebergte zynde hier, door een grote brede kloof van de verdere gebergte die laag zyn gescheiden, deze cloof heet in hottentots tgare
eer wy door de cloof gingen vonden wy op de regter hand een plaats van de weduwe van der merwe, een slegte vee plaats, daar geen brood is, hori dap of muiseval geheten. drie uuren oost van hier, begint de oliphants rivier in verscheide spruiten uit de zogenaamde winterhoek bergen en ander heuvels. dog was hier ook droog; trokken oost n oost een uur in een regte lyn door eenige diepe droge rivieren, dog andere klein gelyke vlakte een half uur breed, en kwamen by de veeplaats van pieter van der merwe; waar men geen broot at, gedroogt wilt vlees tot vlees en melk, vo ámi ćo struis vogel been door de hottentotten toen zy nog hier waren geheten. dog door de bewoners struisfontein gelegen op het end der swarte berg. onse wagen kwam met den donker hier en wy sloegen onse tent op
[annotated on page 41:] het velt waardoor wy daag gereden zyn was nog caro deselve rosse rosse klei dog door de droogte veel stofagtig
van valkenhager tot het bad en tot hier niet zo veel misembriantimums of andere bloemen, nogtans bosjes vooral mimosas, en euphorbias zagen een jakhals, twe blaauwe kraanen, van de zoort zo als in companies tuin eenige blaauwe valken en een hier genaamt hartebeest. en andere kleine vogels, vele fraaje hagedissen die te snel liepen op se te vangen, lopende als of ze vlogen over de weg. het

[annotated on page 39:]
den 5

[om ses] [agt] [twaalf] [om twe uren] [vier] [ses] [agt]
56 65 75 82 88
85 71

koel weer koele ooste wind tot middag, iets bewolkte lugt
wordende warm met eene noordelyke wind donder lugt, na den middag wierd het heet en tegen vyf uren een frisse buy grote zomer regendroppels, het weerligten met donker, dog geen donder

onse gecoppelde coers vandaag oost ten noorden een quart noord. regte distantie agt a negen uur schoon wy wel twaalf over een goed pad reden.

translation

[5th November 1777]
The 5th

Temperature. 6 o’ clock in the morning 8 o’ clock in the morning Afternoon 12 o'clock Afternoon 2 o'clock Afternoon 4 o'clock Evening 6 o'clock Evening 8 o'clock
56 65 75 82 88 85 71

Cool weather. Cool east wind until midday, a slightly overcast sky, becoming warm with a northerly wind, a thundery sky. Became hot in the afternoon with a fresh shower of large summer raindrops towards five o'clock. Lightning at dusk, but no thunder.

We continued on our route at half past five, travelling slightly uphill an hour east by south until we came to the dwelling of a certain Rheinst. He being at Cape Town there was nobody at home. (Because I had been told by a certain Botha that there was a wolf-skin here, I examined it and found that it was merely a hyena's.) We travelled on slightly uphill, east-north-east, until we reached the heights. The bath was east-north-east, where we had to be in the evening was east by north. After three hours distance in a straight line from Valkenhagen, after which we descended on a good road with some small streams crossing it, we passed the Oliphants River in the north which was not flowing here, and was almost completely dry with a little brack water. There was a low kloof through the Swartergen to the north of us through which a large tributary flowed into the Oliphants River. It is called the Tover Water, Cuigha Camma in Hottentot, because when the Hottentots possessed this country one of them must have been drowned in a whirlpool caused by a waterfall. At Rensenburg's the Oliphants was still running fairly strongly; this must therefore be a powerful tributary. We reached the hot water at about eleven o'clock, directly below the southern foot of the Swartberg mountains, which are not high at this point. Beside it was the abandoned dwelling of a certain Jordaan, who had gone to live in the direction of the Caffres. Here we found a large spring bubbling out of the ground in several places, with a basin 12 to 14 foot in diameter, about 2½ foot deep. The temperature of the water was 108 degrees here. It had an iron and sulphurous taste, somewhat salty. I think this is the best bath I have seen. We found close by another two small springs lower down; the temperature of one was 105 degrees and of the other 107 degrees ; also the same taste. In addition the ground was hollow everywhere here, very hot, ashy, and pitch-black in many places; otherwise the ground was yellow and a dark yellow ochre colour, iron-stones. I also dug out something of which there is much here, and which I took for bitumen. Hard, burnt charcoal also bubbled out of the earth there. The Swareberg mountains, close to which this water is found, have an exterior appearance – as everywhere along this range – that is old and ruinous with the strata irregular, seeming to have been pressed together and melted; the rocks all spark like flints. We found two men and two women here making use of the bath in the open air; living in tents of their wagons. One who was called Vermake had been bitten in the ankle five years before by a snake; and having first bound off the wound above the bite with tourniquets above and below the knee and being half-a hour from his house, he sent for his horse and rode there. In the meanwhile he had become weak and sleepy and his face had blackened.

[page 40-41]
To start with he put his foot in brine and drank a lot of milk. He got a sharp pain in his bowels and swelled up. Thereupon he began to vomit and purge and became unconscious many times. He improved the following morning but in time flesh began to fall off the wound on his leg and if he wanted to walk or ride at all briskly the leg became lame. For this reason he was using the bath. He was a well-formed young fellow.

Departed eastwards at two o'clock close beside the Swartberg range, and after travelling along a good road for three hours we came to the end of the Swartberg mountains which are separated here by a large wide kloof from the further range, which is low. This kloof is called Tgare in Hottentot. Before we went into the kloof we found on the right a farm belonging to the widow Van der Merwe, called Horidap or Muiseval, a poor stock farm where there is no bread. Three hours east of here the Oliphants River has its source in various streams which come from in the so-called Winterhoek Mountains and other hills. But it was dry here too. We travelled east north-east in a straight line for an hour through some deep, dry rivers, but there was also another small, level, flat stretch half an hour wide. We came to Pieter van der Merwe's stock farm where no bread is eaten, only dried meat of game or meat and milk. It was called Ami Co or Struisvogelbeen [ostrich leg] by the Hottentots when they lived here but the present inhabitants call it Struisfontein. It is situated at the end of the Swartberg mountains. Our wagons arrived at nightfall and we pitched our tent. The country through which we travelled today was still Karoo-veld: the same very reddish brown clay but most dusty on account of the drought. From Valkenhagen to the bath and up to here there were not so many mesembryanthemums or other flowers; there were shrubs however, mimosas and euphorbias. We saw a jackal, two blue cranes of the same kind that are in the Company's garden, some blue hawks and what is here called a hartebeest, as well as other small birds. There were many beautiful lizards which ran too quickly to be caught; they ran as if flying over the road. The [sic]
Our complete course today: east by north, a quarter north. Correct distance 8 to 9 hours although we travelled 12 hours on a good road.