Journals

Second Journey (MS 107/1/1-2)

31st December 1777


transcription

[31st December 1777]
31

vervordenden onse cours z:z:west, na de wagen door eenige lage koppen geconvoyeert te hebben, reden wy voor uit na hen aan de bergen de cours getoond te hebben. zynde voornemens om regt na van den berg te ryden, om de tarka die sekerlyk hier door de regens geswollen zal zyn te eviteren en ook om te camperen. zagen zeer vele noes en enige elanden. het weer was nog betrokken n:w: wind goed koel weer. koud gepasseerde nagt, nogtans sterke dauw. reden met den middag door een klippige poort west op daar zeer lang riet stond, met een fontein hieten dese plaats de riet poort, kregen hier een frisse buy regen waarna de wind z:w: liep, het riet was hier een grote mans lengte boven ons hooft te paart sittende. vervolgde ons coers, ons rigtende na den tafelberg dewelke van visrivier gepeild had en quamen na een moejelyke weg, laat in den agtermiddag op de plaats van van den berg 9 a 10 uur z:z:w: van de chinese fontein. het terrein het zelfde gras en gebroke ook bosjes veld en enige doornbomen tegen de koppen, zagen vele patrysen, hasen en drie grote bosverkens, ook een trop noes en hartebeesten waaronder een noe. de zogenaamde bosverkens, schoon meest op de vlakte lopende 4:5: tot 8 en 9 in een trop, lopen so hard, hun dunne staartje schuins om hoog stekende, dat men ze te paart op den duur niet injaagt.

translation

[31st December 1777]
31

We resumed our route south-south-west. After we had taken the wagon through some low hills we rode ahead having shown them the way to the mountains, intending to ride straight to Van den Berg's in order to avoid the Tarka which would certainly have become swollen due to the rains here, as well as to make camp there. We saw very many gnus and some eland. The weather was still overcast with a north-west wind: good, cool weather. Cold last night; nevertheless heavy dew.

At midday we rode west through a stony defile where there was very tall reed growing and a spring. Called this place the Rietpoort. We had a fresh shower of rain here, after which the wind turned south-west The reed was here the height of a tall man above our heads when sitting on horse-back. We resumed our course, directing ourselves towards the 'table mountain' on which I had taken bearings from the Fish River; and after a difficult road we arrived late in the afternoon at Van den Berg's farm, nine to ten hours south-south-west of the Chinese spring. The terrain had the same grass, and was broken; also shrubby veld and some thorn-trees against the koppies. We saw many partridges, hares and three large bush-pigs, as well as a herd of gnus and of hartebeest with one gnu among them. The so-called bush-pigs, with four or five and up to eight or nine in a herd, although generally moving along the plains, run so fast, with their thin, little tails sticking up high at an angle, that one cannot overtake them, even after a long run, on horseback.