Journals

Second Journey (MS 107/1/1-2)

29th December 1777


transcription

[29th December 1777]
29

gepasseerde nagt mooy weer dog koud, geen dauw, schoon het niet dawt worden onse geweren alle nagt klam in de tent. goed weer ooste frisse wind, veel betrokke donder lugt schoten een bonte bok. vertrokken zuid aan de schepmoed poord door, de noes spring bokke en grote vlaktens door, in welke laatste, wy op den middag op onse vorige plaats uitspanden, in die vlaktens hebben wy vele noes met jonge spring en enige bonte bokken gesien.
het weer sterk betrekkende, uit den n n w tegen de ooste wind aan, vertrokken wy na een half uur rustens om in de reuse metselwerks poort en groenendaal door de regens niet overvallen te worden, kregen dadelyk swaar donder weer met sware regens, dat wy genoodsaakt waren, om de koude en nattigheid in de hartebeest poort, daar wy het beest afgejaagt hadden uittespannen, en een sloot om de tent te graven voor het aflopende water.

translation

[29th December 1777]
29

Fine weather but cold last night. No dew. Although there is no dew our guns become damp in the tent every night. Good weather, a fresh east wind. A very overcast, thundery sky. We shot a bontebok. Departed south through the Schepmoedpoort, past gnus and springbok and into the wide plains where we outspanned at noon at our previous place. On those plains we saw many gnus with young as well as springbok and some bontebok.
The weather became heavily overcast from the north-north-west against the east wind. Departed, after resting for half an hour, so as not to be overtaken by the rains in the Reusenmetselwerkspoort and the Groenendal. We immediately got heavy thunderstorms, with heavy rains so that we were obliged, because of the cold and wet, to outspan in the Hartebeestpoort where we had hunted that animal. We had to dig a ditch round the tent for the water running off it.