Second Journey (MS 107/1/1-2)
25th November 1777
transcription
[25th November 1777]
den 25
met den dag reden wy z en zw lyk met drayen verder door en over het sneeuwgebergte, een weg die meer in de regte ging als die wy gekomen waren, vond de weg meer klippig met diepe dallen en hoogtens niet zo regulier met etagens, ook meer bosjes, passeerden na twe uren distantie een klein riviertje, het riviertje genoemt, by het welk een ledig huis stond, het welk zag niet ver van hier oost in de gaatsrivier loopt
hier by zag ik een oyevaar de twede die hier in het land gezien heb, hore dat in maart en april verscheiden van die dieren hier komen dog niet lang blyven. zag een kleine trop spring bokken.
en een grote zogenaamde hartebeesten dog niet onder schoot; reden sterk door en arriveerde omtrent middag op de plaats van karel van der merven te voren geweest waren, waarna wy langs ons eerste pad de sneeuwberg w weder afreden, drie uren s'agtermiddags op de plaats van de beer arriveerden zynde dese togt in dertien dagen verrigt. desen gehelen dag is het aangenaam klaar weer geweest met een zagte zuide wind, zynde het koel op het gebergte; dog in de laagte komende vonde het warm, de vliegen beginnen ons te plagen.
translation
[25th November 1777]
The 25th
At daybreak we travelled further in a south and south-westerly direction with more turns through and across the Sneeuberg mountains, a route which went more to the right than the one we had come on. Found it more stony with deep dales and heights, not so uniform and with terraces. More shrubs as well. After a distance of two hours we passed a small stream called Het Riviertje, at which there stood an empty house. It runs into the Gaats River not far from here to the east. I saw a stork here, the second I have seen here in this country. Heard that several of the creatures come here in March and April but do not stay long. Saw a small herd of springbok and a large herd of so-called hartebeest but not within gun-range.
We rode on hard and arrived at about midday at the farm of Karel van de Merwe, where we had been before; after that we rode down from the Sneeuberg on our previous road, and arrived at about three o’clock in the afternoon on the farm of De Beer, having spent thirteen days on this excursion. This whole day it has been pleasantly clear weather with a soft south wind. It was cool in the mountains but when we came to the lower parts it was hot. Flies are beginning to be a nuisance.