Journals

Second Journey (MS 107/1/1-2)

13th November 1777


transcription

[13th November 1777]
den 13

goed weer enigsins bewolkte lugt, de weinige wind zuidelijk, vertrokken om tien uuren noodwaards en beklommen te paart, en met een ossewagen het sogenaamde sneeuwgebergte in hottentots ńoa gore. kon niet seggen wat het betekende, dit is het regte hottentotsland dewelke oesjswana of ook saana sig selven noemen dog bosjesmans of chinesen door ons.
passeerde een half uur van de beer, aan de weg een ronde heuvel steenen, 20 voet diameter, zynde het graf eener capitein van de camdebos hottentotten, Coranas natie genoemt, dewelke hier by door een oliphant gedoodt wierd, nu syn hier geen meer van die natie als enigen by de boeren. begonnen langszamerhand

[page 52]
te klimmen, kwamen, op de eerste etage, (kunnende de bergen hier niet beter genoemt worden, want na enigen tydt geklommen te hebben, komt men in een grote platte vlaktens drie vier uren in de omtrek met heuvels of koppen omgeven, waar in gras groeit en in geheel geen bosjes of hout, hier en daar aan het hangen in de kloven groejen harstagtige lage struiken dewelke de inwoonders branden. Sag gene bloemen als gele iriassen en witte en gele arctotussen. waarna men weder op klimt en dan weder in een verdere diergelyke vlakte komt, lopende er ordinair een riviertje door het midden met een waterval, dit continueerd, vyf of zes vlaktens dan komt men op de bovenste, ook met koppen omgeven, de stratas van onderen tot boven en en de verdiepingen der vlaktens leggen surprenant horisontaal, en de rotsen regulier, en meest alles met gras begroeid, en met een tamelyk dikke laag klei de vlaktens bedekt, dog die klei is brosser en met vegetale aarde vermengt, dese bergen syn seer uitgestrekt van het oosten na het westen, dog niet dan drie a vier uren vier a vyf mylen breed van het zuiden na het noorden boven op, dog loopt zeer ver docerende na het noorden maar hier steil naar het zuiden veel af. het legt hooger als enig gebergte rondom uitgenomen omtrent tien uren oost ten noorden van hier daar het gebergte nog hoger schynt, (het speet my zeer dat myn barometer nog niet gearriveert is.)
het sneewt hier somtyds mans lengte diep in mey juny july uit den n:w:, dan trekken de hoogste inwoonders lager af. dit is het eerste gebergte in dit land dat bewoond gevonden heb.
om twaalf uren kwamen wy op de eerste plaats, waardoor de kleine zondags rivier lopende uit de bergen ten westen begind, en oost aan zo gesegt is te zaamen met de swarte camdeboos en brakke en gats rivier, die hier mede een uur vandaan ten n o uitkomt, de grote sondaagse rivier formeren.
[in margin:] reden door deselve
hier lag de plaats van eenen koekemoer, de vlakke kom aan sondags rivier geheten. de plaats van basson lag van hier z:w:t:z:. na dese plaats gepasseert te hebben begonnen wy steiler te klimmen, zynde op zommige plaatsen zo veel de ossen konden doen, en zeer gevaarlyk, want de wagen omvallende zou drie vier honderd voeten na beneden vallen omtrent half drie uuren, waaren wy boven op de hoogste etage, men heeft hier geen gesigt als na de vlakte tussen camdebos berg, reusen casteel en de andere bergen een smalle streep daar de voornoemde rivieren in een lopen, want het gesigt is door de platte verre uitge

[page 53]
strektheid der berg en door de overal rondom leggende heuvels gehindert, het lykt hier veel na de grasige vlakte van de tafelberg, hier lag de plaats van enen van der merwe daar tamelyk goed koorn groeide. schoot hier een fraje swarte en rode zogenaamde vink; dog desselfs staart was niet als de anderen by de Caap, dog drie maal so lang als zyn lighaam, tot nog noord aan gegaan zynde, trokken wy west ten noorden anderhalf uur alles grasige vlakte, waar wy niets dan enige paarden der inwoonders zagen lopen. (uit hoofde der ziekte en sterfte der paarden in de droge tyd in de Candebo, sturen als dan die inwoonders deselve boven op sneewberg,) kwamen by de plaats van eenen venter, de droge heuvel geheten hier zag een vel dat voor een mannetjes hiena kende.
men houd ze het beste voor onder de zadel te leggen voor het drukken van het paart. trokken ander een half uur west en toen een groot uur z w weder docerende af na een lager leggende vlakte, en kwamen om seven uur op de plaats, van carel van der merwe, doornbos genaamt schoon er geen struik of bos is. dog verder na onderen staan de zogenaamde harpuisbosjes, doen de harst dien er van dese bosjes koomt onder teer om de wagens te teren. uit gebrek van hout koken de inwoonders somtyds hun eten met droge koemist of het net van een schaap met een weinig hout of mist.
het meeste daar de inwoonders van bestaan is schapen de hier vetter als de beesten groejen. vond het hier alles in rust omtrent de bosjemans. dog verder ten westen hadden zy, zei men, schapen van enen villier gestolen en de vee wagter dood geslagen. dese zogenaamde boesmans of chinesen hebben een fameuse capitein ḱoeriḱei, of kogel ontsnapper genoemt. dese koerikei riep tegen de velt wagtmeester van der merwe, zo hy my vertelde, na een actie die hy commandeerde, buiten schoot op een krants staande. wat doet gy in myn velt, gy neemt alle plaatsen daar de elanden en wilt zyn, in, waarom bleef gy niet daar de zon ondergaat, daar gy eerst waart, van der merwe riep waarom hy niet als te vooren in vrede bleef, en met hun op de jagt gong en woonde, (hy had by de boeren gewoont.) of hy geen velt genoeg had, hy antwoorde dat hy zyn geboorte velt niet wilde verlaten, en dat hy hun veewagters

[page 54]
dood sou slaan en hun allen verjagen zou, zeggende verder weg gaande, dat men zien zoude wie het winnen zou. het weer was zedert wy op de berg zyn kout betrokke lugt z:o: met sterke wind.
de inwoonders hebben hier slegte huisen meest een lang werpig vertrek, een venster en een deur dog maar van riet zo dat het er kout en morsig is. hier is seer goed water.

translation

[13th November 1777]
The 13th

Good weather. Sky slightly overcast, little wind and from the south.

Departed northwards at ten o'clock and climbed the so-called Sneeuberg Mountains, called Noa Gore in Hottentot, on horseback and with an oxwagon. They could not say what this meant. This is the true land of the Hottentots who call themselves Oeswana or also Saana, but are called Bushmen or Chinese by us. Passed a round hill of stones on the road half an hour from de Beer. It had a diameter of twenty feet, being the grave of one of the chiefs of the Camdebo Hottentots (called the Korana peoples). He was killed here by an elephant. There are none of these people here anymore, except a few individuals with the farmers.

[page 52]
We began to climb gradually; we reached the first level place. The mountains could not be better named here, for, after having climbed for some time, one comes onto large, flat plateaux three or four hours in circumference, ringed by hills or hillocks. Grass grows on these and in general there are no shrubs or wood. Here and there in the clefts of the cliff faces grow small resinous bushes which the inhabitants burn. Saw no flowers except for yellow irises and white and yellow arctotis. One climbs again after this and again comes to a similar plateau usually with a stream running through the middle with a waterfall. This continues for five or six plateaux and then one arrives at the highest, also surrounded by hillocks. The strata from bottom to top, as well as the levels of the plateaux, lie surprisingly horizontal and the rocks are regular. They generally have grass growing and the flat places are covered with a fairly thick layer of clay. But the clay is more friable and is mixed with vegetable matter. These mountains are widely extended from east to west but are not more than four or five miles wide from north to south at the top; but they gradually fall away to the north over a long distance. Here, however, they drop steeply to the south. This range is higher than any other around here except for one ten hours east by north of here where the mountains appear to be even higher. (I was very sorry that my barometer has still not arrived.) In May, June and July, it sometimes snows here from the north-west to the height of a man. Then the inhabitants of the highest places move down. This is the first mountain range in this country that I have found inhabited.

We reached the first farm at twelve o'clock, through which the Little Sunday River, flowing westward from the mountains, begins to go east and forms, so it is said, the Great Sunday River together with the Swart-, Camdebo-, Brak- and Gats Rivers (the last of which also rises an hour north-east of here). Rode through the same.
The farm of a certain Koekemoer is situated here, called De Vlakke Kom aan Sondags Rivier. Basson's farm is south-west by south from here. When we had passed this farm we began to climb more steeply and in some places it was as much as the oxen could manage and very dangerous, for if the wagon had overturned it would have fallen three or four hundred feet below. At about half past two we were at the top of the highest level. One has no view here except towards the plain between the Camdebo Mountain and the Reuse Casteel and the other mountains; plus a small stripe where the aforementioned rivers flow together. This is because the view is blocked by the flat wide extent of the mountain

[page 53]
and by the hills everywhere around. Here it seemed very much like the grassy plateau of Table Mountain. This was at the farm of a certain Van der Merwe, where fairly good corn was growing. Here I shot a beautiful black and red so-called finch, but the tail of the same was not like those at Cape Town but still three times as long as its body.

Continuing our way north, we went west by north for another half hour, everywhere a grassy plain where we saw nothing walking but a few horses of the inhabitants. (Because of sickness and the death of horses in the dry season in the Camdebo the inhabitants send the same up into the Sneeuberg Mountains). We arrived at the farm of a certain Venter called Droge Heuvel where I saw a skin which I recognised as of a male hyena. It is considered the best to lay under the saddle to relieve pressure on the horse. We travelled on half an hour westward and then a good hour south-west, again dropping down to a lower-lying plane and at seven o’clock arrived on the farm of Karel van der Merwe, called Doornbos even though there was not a shrub or bush on it. Further down however there are some so-called resin-bushes. The resin that comes from these bushes is used as tar for tarring the wagons. For lack of firewood the inhabitants sometimes cook their food with dried cattle dung or with the omentum of a sheep with a little wood or dung. Sheep is what most of the inhabitants make a living from; here they grow fatter than cattle.

Found everything at peace here with regard to the Bushmen. But further towards the west, it was said, they had stolen sheep from a certain De Villiers and had killed the herdsman. These so called Bushmen or Chinese have a famous chief called Koerikei, or ‘Bullet-dodger’. This Koerikei, while standing out of range on the top of a cliff, shouted at the Veldwagtmeester Van der Merwe after an action which he had commanded, so he told me: ”What are you doing in my territory?" You take all the places where the eland and other game are. Why did you not stay where sun goes down, where you were at first?” Van der Merwe asked why he did not live in peace as before, and why he did not go hunting with them and live with them (he had been living with the farmers) and whether he did not have enough country as it was? He replied that he did not want to leave the country of his birth and that he would kill their herdsmen, and that he would chase all of them away,

[page 54]
saying, as he went he further away that it would be seen who would win.

Since we have been on the mountain the weather has been cold, the sky overcast with a strong south-east wind.

The inhabitants have very poor houses. In general there is an oblong room with a window and a door but made of reed so that it is cold and grimy. There is very good water here.