Journals

Fourth Journey (MS 107/3/1-2)

4th November 1779


transcription

[4th November 1779]
4

koel weer wat betrokken, nog westelyk lugtje

trokken met een grote draay dan oost dan w: door het gebergte van dese Coraqua poort lopende de rivier hier so digt langs de bergen, dat onse draagossen er niet langs konden gaan na op de helft weder aan de rivier gekomen te zyn, die al zuid op en twe kleine draayen z:w: aan neemt, marcheerden langs deselve op wy in het geheel vier en drie quartier uur van onse slaapplaats toen wy by de hoeking, eis synde Scorpioen kraal van 20 hutten alles als de voorsten quamen, (ook seer fris groot volk, sy waren williger als de vorige kralen en wy ruilden een draagos voor wat kralen en tabak, toen sy eens geruild hadden, wilden sy hebben wy souden er blyven, dog na wat melk gedronken te hebben en gerust, vertrokken wy dese vlakte, in dese poort weer zuid, langs de rivier op. een onser hottentotten, had een zeer been en drie tover meiden snorkten er op, so als ik in myn vorig journaal aangetekent heb.

na twe uren gaans, liep de rivier weer digt aan de bergen, daarom sonden wy de draagossen om. hier was een seer grote witte allabaster klip met blaauwe airen, dog seer confuus. n:b: de hoeking eis kraal, lag hier toen vicar met de twe basters was, dog over de rivier, die hier smal loopt, en hier syn sij omgekeert.

[page 17]
na drie en een half uur gemarcheert te hebben hebbende de rivier, om een z:z:w: draay weer het laatse half uur verlaten, leyden wy ons met donker aan de rivier neer, sagen wel, vandaag zeekoeien dog niet veel. de rivier viel nog, passeerden ook weer enige eilandtjes alles hetselfde terrein, dog sag weer de sterke gift euphorbia, boven op de seskantige doornige kop waren de kleine gele bloemen, op de naden. ook weer vele kokerbomen. sagen ook weer rebokken, en een byen nest in de rotsen, dog konden er niet by. dit gebergte continueert nog en is als na de mond zyde der rivier omtrent 7 a 800 voet hier en daar hoogte boven de rivier, die nog al sterk blyft hellen.

translation

[4th November 1779]
4

Somewhat overcast, cool weather. A westerly breeze still.

Set forth with a wide turn first to the east and then to the west through the mountains of this Koraquapoort. At this point the river runs so close to the mountains that our pack-oxen could not continue along it. Having got half-way back to the river, which runs south here and then takes two small turns to the south-west, we marched along the same for a total of four and a quarter hours from our sleeping place until we came to the Hoekingeis which is the Scorpioenkraal of twenty huts, all the same as the ones already seen. They are also a very sturdy, well-made people. They were more accommodating than the previous kraals and we traded some beads and tobacco for a pack-ox. Once they had done their trading they wanted us to stay, but after we had drunk some milk and rested we left this plain, going south again in this defile, towards the river. One of our Hottentots had a sore leg and three sorcerer maidens snorted on it in the same way I have described in my previous journal.

After two hours’ going, the river again runs close to the mountains, for that reason we sent the pack-oxen around them. There was a very large white alabaster stone here with bluish veins, but very diffuse. N.B. The Hoekingeis kraal was situated at this spot when Wikar and the two mixed-race men were here but across the river, which is narrow here, and here they turned round.

[page 17]
After marching for three and a half hours and, having left the river for the last half hour on account of a turn to the south-south-west, we lay down to rest at nightfall by the river again. We did see some hippopotamus today but not many. The river is still subsiding. We passed some more islands again; always the same terrain. But saw again the highly poisonous euphorbia: there were small yellow flowers on the seams of its six-sided thorny head. Also many quiver-trees again. We also saw rhebuck again and a bees-nest in the boulders, but could not get to it. These mountains still continue and as at the river’s mouth, are here and there up to seven- to eight-hundred feet above the river, which is still subsiding veryfast.