Journals

Fourth Journey (MS 107/3/1-2)

24th September 1779


transcription

[page 36]
[24th September 1779]
vrydag 24

schoon weer warm en stil.
term 62 - 93 - 74
ten tien uren s'morgens rees een n:o: fris lugtje dat met de son mede liep en s'avonds stil wierd.

ging op de gladde ronde klip by ons, die een bergje van 600 voet maakte [in margin:] de klippen boven op de klip waren veel van aart als in baay fals en agter de leeuwe kop. en schenen door de zee uitgespoeld hier en daar. schoon op dese gladde platen niets schynt te groeien vind men als men er op klimt daar maar een spleet of enige vergruisde aarde is kruiden en struiken vond op des kokerbomen wilde apricoos en kouw boom.
Sag het land vlak dog met vele gedetacheerde klip bergjes. daar men overal langs kan ryden. synde een lelik aspect met weinig groente, dog als men door de vlakte ryd vind men overal bosjemans gras en lage struiken meest misembriantemums.
peilde onse uitspanplaats van gisteren w:t:z: 1 en ½ myl. verdere coeurs na een poort in tamelyk hoge klip heuvels o:n:o: 4 gr n: vertrokken met anderhalf uur son, door een gelyke bosjemans grasvlakte; met veel mesembriantemums, enige cari besjes bomen die een kleine rode langwerpige bes gaven, was goed om te eten, arriveerde over enige seer sanderige inegaliteiten so als by alle bergjes, die het land by hun somtyds als hebben doen insinken, omtrent 5 uuren rydens aan de poort en in een half uur opdragend door de selve, een paar uur bewesten deselve, begonnen hier en daar, cameeldooren bomen, dat een fraaye verandering by maanligt in dit vlakke land maakte, arriveerden na drie uren verders omtrent half een s'morgens aan een graaf watertje, huib genaamt.
sagen niet dan een struis, twe schaap steker en hoornslang. enig zebra spoor, het veld was meest grote bosjeman graspollen seer vergruisd sanderig caro veld.

translation

[page 36]
[24th September 1779]
Friday 24

Fine weather. Calm and hot.
Thermometer: 62-93-74. A fresh north-easterly breeze rose at about ten o’clock in the morning, veered with the sun and grew calm in the evening.

I went up the smooth round rock here which makes a small mountain of 600 foot. The stones on top of the rock were very much of the composition one finds at False Bay and behind Lion’s head, and seem to have been washed up by the sea here and there. Although nothing appears to grow on these smooth slabs, climbing up them one finds herbs and shrubs where there are clefts or pulverised earth. Have found on these quiver-trees, wild apricot and kauw-trees [doppruims]. Saw that the country was flat with many small, stony isolated mountains which one can ride along everywhere, having an ugly aspect with little greenery. Riding across the plains however, one finds bushman-grass and low shrubs, mostly mesembryanthemums. Took bearings on yesterday’s outspan-place: west by south, one and a half miles; our route ahead to a defile in fairly high, stony hills: east-north-east 4 degrees north.
Departed half an hour after sunset through a level plain of bushman-grass which had many mesembryanthemums; there were also some Cari-berry trees which yield a small red elongated berry which was good eating. We arrived at the defile after about five hours riding across some very sandy uneven places, which occur near all these little mountains as if the land near them had subsided; and after a half hour’s going up the defile and a few hours to the west of it camelthorn trees began to occur here and there which made a beautiful variation to this flat land by moonlight.
Three hours further on we arrived at half past twelve in the morning at a small excavated water-hole called Huib. Saw nothing but an ostrich, two skaapsteker-snakes and some horned snakes. Some zebra tracks. The countryside consisted mainly of large tussocks of bushman-grass; very gravelly, sandy Karoo-veld.