Journals

Fourth Journey (MS 107/3/1-2)

22nd October 1779


transcription

[MS 107/3/2]
[page 1]
vervolg van 't Journary van de reis in 1779.

[22nd October 1779]
22

schoon weer even oostelyk komende het lugtje kout

nadat wy de wagen verlieten, die na de namneiquas te rug ging. [in margin:] daar wy drie onser hottentotten by lieten.
hebbende ik het nodigste so als myn astrolabium door een myner hottentotten laten mede dragen, met nog een slaapjas op een draagos, die met zeekoey vlees etc: byna half so hoog geladen, als het dier hoog is, t'is te verwonderen de tamheit deser dieren die sig so gemaklyk by de neus laten leiden
[in margin:] verloren een jonge slagt os die sekerlyk door de leeuwen gevangen is.
wy waren niet eer klaar voor half ses s'avonds
vertrokken z o h o: de rivier langs en na een half myl arriveerden aan een plaats die onse toenema takemas hiete. hier wilden zy een vlot van wilgehout maken en door de rivier gaan. de rivier was hier als de maas by mastrigt breed, en liep egaal en diep. hoorden de zee koeien brommen, sagen ook eene. het geluid is hol en gelykt meer na een os als paard. egter op 't laats met korte stoten. ook maakt hy helder schreewen. sliepen hier op de klippen by het water. waren nu met ons drie europeanen en negen hottentotten, schutters. (myn twe kleine jongens) beneffens enige bosjemans. onse vyf schapen waren te rug gebleven. [in margin:] Spoorden verscheide oliphanten ook kalven. een was digt by onse wagen terug gekeerd.

translation

[MS 107/3/2]
[page 1]
Continuation of the Journal of the Journey in 1779

[22nd October 1779]
22
Fine weather, wind easterly, cold breeze.

After we had quit the wagon – which has gone back to the Namneiquas where we left three of our Hottentots, I having taken the necessities, such as my astrolabe and a spare night-shirt, with us on a pack-ox which was laden with hippopotamus meat etc. almost half as high as the animal itself (the tameness of these animals which allow themselves to be led by the nose so easily, is amazing) – we lost a young slaughter-ox that must have been caught by the lions.
We were not ready until shortly before half past five in the evening. We departed along the river south-east half east. and after half a mile reached a place that our Toenema called Takemas. They wanted to cross the river here by making a raft of willow-wood. The river was as wide as the Meuse at Maastricht here, running deeply and evenly. We heard hippopotamus growling and also saw one. The sound is hollow and more like an ox than a horse; it ends however in short blasts. It also has a clear shreik.
We slept here on the stones by the water. There were now three Europeans and nine Hottentot marksmen (my two small lads) and some Bushmen. Our five sheep were left behind.
We tracked several elephants with their calves; one had turned back close to our wagon.