Fourth Journey (MS 107/3/1-2)
18th August 1779
transcription
[18th August 1779]
18
sterk gewaayt en geregent opklarend met den morgen nog forsse n:w: die met den avond stil wierd
term: 50 - 66 - 55.
[page 17]
ging ten linkerhand langs de water vlakte op het eiland toen laag water, vond het niets als een sandplaat waarop een weinig riet, en een vars hippopotamus spoor. ging verder langs de valey sag nog drie diergelyke sporen dog geen dier dieren, schoot enige eenden en keerde te rug, de hottentotten die wy uitgesonden hadden, bragten ons de weggelopen paarden en begraven struiseyeren, wy hadden de paarden al voor verloren geagt door de leeuw. gingen aan 't vissen, dat in het eerst om de harde wind en kabbeling van 't water niet wilde lukken, dog de twede trek vongen wy genoeg voor al ons volk, dat een grote vrolykheid verwekte bestaande in sogenaamde harders enige moggels. myn hond keiser was door honger na de sandplaat daar wy visten overgeswommen, en at een levendige vis gulsig op seker voor 't eerst van zyn leven, keerden met onse vangst terug, en vonden tot onse blydschap Pinar en drie zyner hottentotten by ons gekomen, dog de vierde hebben zy moeten agter laten. na gedagten van dorst gestorven, hebbende zy het even ontkomen
hebbende drie en een halve dag sonder drinken geweest en toen zy aan de rivier kwamen die daar een grote draay noord op neemt hebben zy gisteren een oliphants bul en zeekoei geschoten. zy bragten ons een stuk van de slurp die seer goed te eten was. zy hebben een wilde of bosjeman gevonden en hem met moeite te spreken gekregen zynde hy seer bevreest.
translation
[18th August 1779]
Strong wind and rain clearing at daybreak. Still a brisk north west wind that fell in the evening. Thermometer: 50-66-55.
[page 17]
At low-tide went down the left side of this stretch of water and to the island. Found that it was nothing more than a sand-bank on which there were a few reeds and a fresh hippopotamus track. Went further along the vlei. Saw another three similar tracks but none of these animals. Shot some ducks and returned.
The Hottentots whom we had sent out brought our runaway horses and the buried ostrich eggs. We had taken the horses for lost on account of the lion. We went fishing but at first because of the strong wind and rippling of the water this didn’t seem to succeed; but on the second cast we caught enough for all our group, which caused great rejoicing, the catch consisting of so-called harders and some mud-mullets. My dog Keizer swam over to the sand-bank where we were fishing , and out of hunger greedily gobbled a live fish, surely for the first time in his life.
Returned with our catch and found to our joy that Pienaar and three of his Hottentots had arrived but had had to leave the fourth one behind. (Believed him to have died of thirst, something they just escaped.) They had gone for three and a half days without water. When they reached the river, which takes a large turn to the North at that point, they shot a bull elephant and a hippopotamus yesterday. They brought us a piece of the trunk which was very good eating. They found a savage, or Bushman, and managed with difficulty to converse with him he being very afraid.