Fourth Journey (MS 107/3/1-2)
16th November 1779
transcription
[16th November 1779]
16
door den dag met de son rond gedwarld, weinig wind oostelyk, even. donderlugt, heet. met den morgen, gepasseerde nagt niet kout, dat wel kwam, hebbende niets als myn schotse mantel, die seer dun versleten was. een zeekoei den helen nagt digt by ons geblasen, en de kleine waterval sterk geruist.
vertrokken met den dag, en na twe en een half uur, by hosabees, alles eene klip, waardoor de rivier smal loopt in een uitgenomen twe kleine spruiten aan de zuidzyde. vond hier enig duister cristal waardoor een blaauwen aar loopt. sogten een bequame plaats dewelke in de klippen vonden, niet breed nog snelle stroom, dog diep, synde de fors van
[page 26]
't water door de vorige scheiding en storting gebroken, ook doordien de helling hier weinig was. ging er met myne machine door tot de grootste verwondering der hottentotten, en na alles over was liet het volk hier om een vlot te maken, en ging met twe en myn kleine Cabas, na de wagen. passerende de twe spruiten, veel klipveld, de twe droge rivieren de ene, een vorige spruit der oranjes rivier waarvan de laatste de camagga, of zakrivier, hier sette ik my voor het eerste van de hele reis te paard, inquiet zynde hoe het met de wagen en volk by de namneiqua was en reed in twe en een half uur, schoon nog gedwaald hebbende, alleen na de wagen die in goede staat vond, roemende myn volk de namneiqua, vond enigen dier hottentotten by de wagen, en sy toonden also veel vreugd als myn drie hottentotten over myne terug komst, dog seiden dat het volk schelmagtig moest geweest zyn, doordien so mager te rug kwam, seide hun van neen dog dat het van het sterke lopen was, tamega bragt my voort melk, en reel het was als of by myn eigen bloed vrienden kwam so geaffectioneerd droeg sig dit volk, sy vroegen direct na alles, en den een verweet den andere hoe sy my so laat gesien hadden en niet eerder als toen digt by hun was, sy waren ook verwondert dat ik alleen kwam; myne twe hottentotten met myn kleine jonge kwamen na 5 uren gaans; hiete vandaag Cabas om syne courage, hector. synde sy seer op een duitse naam gesteld. die kleine jonge marcheerd so goed als de beste kaarl swom het eerst door de rivier en weet van geen vrees, synde altoos even attent en vrolyk.
translation
[16th November 1779]
16
The wind went round with the course of the sun all day. Little wind, from the east. A thundery sky in the morning, hot. Not cold last night which was fortunate since I had only my Scottish cloak which was threadbare. A hippopotamus was blowing close to us all night and the small waterfall was very noisy.
Departed at dawn and was at Hosabees in two and a half hours. All formed from a single rock through which the river runs in a single narrow stream except for two small rivulets on the south side. Found some dark crystal here which has a blue vein. We looked for a suitable place and found one in the rocks: not wide nor swift but it was deep,
[page 26]
the force of the water having been broken up by the earlier division and falls, and also because the slope was less here. We went across with my equipment to the greatest amazement of the Hottentots and when everything was over told the people here to make a raft and went off with two of them and my little Cabas to the wagon. Crossed the two streams, much stony veld and the two dry rivers, one of which was formerly a tributary of the Orange River and the second the Camagga, or Zakrivier. Here for the first time on the whole journey I mounted a horse, being uneasy as to how things were with the wagon and our people at the Namneiqua; and I rode on my own to the wagon in two and half hours, even though I got lost, and found it in good order and my people praising the Namneiqua. Found some of those Hottentots at the wagon and they showed as much joy at my return as my own three Hottentots. They said that the other people must have been rascally since I had come back so thin. I said no; it was because I had had to walk so hard. Tamega brought out milk for me and it really was as if I had come my own kith and kin, so affectionately did these people behave. They asked immediately about everything and blamed each other because it took them so long to see me, not before I was close upon them. They were also amazed that I had come alone.
After five hours going my two Hottentots and my little lad arrived. Today gave Cabas the name of Hector, because of his courage. He was very set upon having a Dutch name. The young lad marched as well as the best man, swam first through rivers, knew no fear and was always alert and cheerful.