Journals

Fifth Journey (MS 107/4)

22nd November 1785


transcription

[22nd November 1785]
22 dingsdag

vertrok voor den dag om half vier om te Paard tot onder de Berg tot by enen de toit onder de Wintershoek te ryden nam myne hottentotten en enige slaven so van de heer kuis als van Pinar mede

westelyk bedomte lugt egter tegen den avond sterk, op de berg helder
term: 76 ­ 80 ­ 60
noord, met aan stuivende regen wolken

[page 5]
so om de instrumenten als het eten te dragen; Pinar was in den gepasseerden avond van een togt na de koebieskow terug gekomen en hy bood sig toen ik met enen abram Meijer dewelke sig aangeboden had my te accompagneren, langs syn plaats ging om met ons mede te gaan het geen ik gaarn aannam,
Wy reden dus na de toit ander half uur te paard van de predicant en klommen circa ses uren de berg op. de weg is in den beginnen niet steil door dien de berg hier de wortels als het binnenste in de kom seer ver uitschietende heeft.
wy passeerden enige riviertjes vol laag geboomte en struiken veel Antolisaas en lucadendrons en sagen enige patrysen en steenbokken Pinar wilde ons een andere weg, opleiden als de ordinaire om te beter op een steile kop
(n:b: dese cloof hiet de hel.)
dewelke de hoogste van het rode sand schynt, te komen dog wy raakten over en in enige seer moejelyke cloven, so dat Pienaar en meyer, (dewelke by ieder beekje water dronken), geheel door het sterke sweten en lopen bek af rakkten, en Pienaar by een beekje bleef leggen en naderhand na huis keerde. deed enige schoten om ons volk die op de regte weg waren te ondekken, dewelke dan ook daarop ons toeriepen, en wy naar hun toeklommen, op een ½ uur klimmens by de eerste cloof op de berg daar de krantsen beginnen gekomen synde wierd Meyer geheel af en bleef leggen, liet een van ons volk

[page 5a]

[page 6]
by hem, om nog voor den middag boven te syn om te pylen.
raakte dus na vyf en een half uur klimmens van de toit tot daar de krantsen beginnen, het wy in byna vier souden gedaan hebben waaren wy de ordinaire route gevolgt
na hier myne saken verrigt te hebben en wat gegeten te hebben kwam Meyer boven, synde al wat hy doen kon, ik sogt een pad door de krantsen en sond myn hottentotten uit om ieder na een weg tot de hoge toppen te soeken terwyl ik de aard der rotsen en hunne strekkingen onder sogt. vond dat hier vele welriekende kruiden en struiken ook veel gras, en lekker water. dog wat lager synde wy hier 4020 voet Engels boven de zee.
kwam met den avond na ons volk te rug, had belast dat sy na een klipgat souden omsien doordien ik het regen weer uit den noorden sag opsteken. dog sy hadden sulk niet gedaan, maakten wy onder een boom tussen twe klippen met bosjes een leger, dog voor middernagt waren wy reets allen doornat, so dat wy seer veel koude leden, en het vuur meer rookte als brande,

[page 6a]
so als op myne losse papieren aangetekend heb. te lang om hier in te voegen.

translation

[22nd November 1785]
22 Tuesday

Departed before daybreak at half past three in order to ride on horseback to a certain Du Toit’s below the mountain under the Winterhoek. Took my Hottentots and some slaves of Mr Kuis’s as well as of Pienaar’s

Humid, westerly breeze, strong toward evening however. Clear on the mountain. Thermometer: 76-80-60. Rain clouds driving up, blowing from the north.

[page 5]
to carry the instruments and food.
Pienaar had returned the previous evening from a trip to the Koebieskouw; and when I went through his farm with a certain Abram Meyer, who had offered to accompany me, he proposed that he should come with us, which I readily accepted. Thus we rode from the clergyman to Du Toit’s in an hour and a half and we climbed up the mountain for about six hours. In the beginning the way is not steep because here the spurs of the mountain protrude far into the interior of the basin.
We crossed some rivulets full of trees and shrubs, with many antholysa and leucodendrons, and we saw some partridges and steenbok.

Pienaar wanted to lead us by another way than the usual one, the better to reach a high peak which appears to be the highest on the Rodesand. N.B. This kloof is called De Hel. However we had to go over and through several very difficult kloofs, with the result that Pienar and Meyer (who had drunk water at every small stream) became completly exhausted from their heavy sweating and the walking, and Pienaar remained lying at a small stream, and later turned homewards.
Fired some shots in order to find out where our party, who were on the right path, were. Thereupon they called out to us and we climbed up to them. After an half-hours climb in the first kloof of the mountain, and reaching where the cliffs begin, Meyer collapsed completely and remained lying. Left one of our people

[page 5a]
This kloof is called ‘De Hel’.

[page 6]
with him so that I could be at the top before noon to take bearings (as I have noted in my loose papers, these being too long to insert here). Thus in a five and a half hours’ climb from Du Toit’s we had reached the place where the cliffs begin, which we would have done in nearly four had we followed the usual route to here. When I had completed my work here and when we had had something to eat, Meyer came up to us, which was all he could do. I was looking for a way through the cliffs so I sent my Hottentots out in order that each should search out a way to the high peaks. In the meanwhile I examined the nature of the rocks and their geological formation. Found here many sweet-smelling herbs and shrubs, an abundance of grass and very good water. However we are somewhat lower here, 4020 English feet above the sea.
Returned to our party in the evening. I had ordered them to look around for a hole in the rock because I had seen rainy weather coming up from the north. However they had not done so. We made a shelter with bushes under a tree between two rocks. But before midnight we were already soaked through, so we suffered much from the cold, and the fire made more smoke than flame.

[page 6a] as I have noted in my loose papers, these being too long to insert here