Notes on the Khoekhoen
transcription
[Andrew B. Smith and Roy H. Pheiffer's transcription of R.J. Gordon's notes on the Khoekhoen (Johannesburg, Brenthurst Library, MS107/6: copied from Andrew B. Smith and Roy H. Pheiffer: "Col. Robert Jacob Gordon's Notes on the Khoikhoi 1779-80", Annals of the South African Cultural History Museum, Volume 5, No.1, 1992)]
[MS.107/6/1/1]
het siek slagten geschiet ook door den ouden dog dan geen bikkeltje om des sieken hands dog wel het net om den hals dit geschied in syn eigen hut.
differente soorten van slagten
By een kind geboorte, hieten dat de vader syn lyf schoon maken dit hiet nóuw nouaap
hiet hakscheen slagten omdat sy die slagten de senuw van de hakscheen uitsneiden en draajen daar een lyntje en maken een gat deur het kootje en draagt de vader het om de hand. en den ouden man word ook voor syn slagten betaalt, het kind wordt daar niet by gebragt
als een vrouw de ene dag een kind gekregen heeft, word de andere dag het sy voor meisje of jongetje een schaap geslagt en die geen schaap heeft slagt een kalf (dese slagterye hiet Caroeu, en het onderscheid is dat sy de senuwen vlegten en het kind om den hals hangen met kralen, de moeder eet daar van dog word niet voor haar geslagt. maar voor het kind
àn,aunà is steenbok slagten.is een heel groot slagten, dat sy van hunne voorouders hebben geleerd, konden geen reden geven waarom, is meest een vrolykheid andersmaken. Sy slagten alle dagen twe schapen dit duurd wel twe weken, en is er geen vaste gesette tydt toe bepaalt. dit doet ieder so als hy wil en man en vrouw doen te saamen, en de kinders of jonge meiden niet, van daag doet het den enen en morgen doet het de anderen. als het geschieden sal, gaan sy op de Jagt en slaan een steenbok dood en brengen hem te huis. dan slagten sy hem af al het vlees van de beenen, die laten dat drogen in het huis, en dan slagten sy den anderen dag het schaap. en word in een pot wat van de steenbok in gedaan, want die steenbok moet duuren so lang als het slagten duurt. en als de steenbok op is is het gedaan, en er word geen net of kootje by dit slegten om hals of hand gedragen. sy nemen alle het senuw gaarn om de benen de vrouwen maar de man niet. de oude slagter bergt de rest van de steenbok. so gaan sy den anderen dag by een andere hut die mee wil doen en hierby word gedanst. dan word de laatste dag een koei of os geslagt. dan draagt een ouwe meid het beeste net om den hals en komt het leste stukje van de steenbok by het laaste stukje van het beest opgeten. drinken melk ook by dit slagten.
de hottentots hebben nooyt van roken geweten. en hebben het van de brinas geleerd, en rookten eerst dacha de historie luid dus. een oude brinas of Caffers meid sag dat de beesten en koeien van de dacha plant vrat en wierd dronken, en toen rook te de meid daarvan en wierd ook dronken, en toen sy sag dat dat goed goed rookte
de namacquas ook en vonden het goed, dog de duitsen bragten tabac en die is beter.
[MS.107/6/1/2]
als een andere oude door de slagter (ceremonie)van de kraal tot slagten bequaam gemaakt word, word er weer geslagt en hiet dit slagten ícòuba weet dat niet uit te leggen. sij slagten dan op de vorige manier vier schapen en met de vyfden ieder dag een is de ceremonie uit hier by mogen niet dan oude mannen sijn. en niet als die ook slagten mogen; als de kraal sterk is syn er somtyds wel tien van die soort van priesters by een craal anders een, twe, of wel drie die slagter is. ook de docter en tovenaar, als kasaap de namacqua hottentot schoon al wat oud, nog ouder word sal een oude uit de craal die het nu doet hem ook leren en als tot priester maken. sy worden ook in een hutje apart geset gedurende de ceremonie, dog word er niet by gepist. en mag hy gedurende die tyd by geen vroue komen en de oude slagter blyf altoos by hem in het hutje en segt hem dat hy wel moet toesien dat hy even doet als hy doet en syne voorouders gedaan hebben
hij leerd hem alles wat hy weet van docteren, en hen soort van toveren dat sommigen maar seggen te kunnen en anderen niet.
by dese ceremonie word geen net om de hals gedragen maar het senuwgaaren om de hand.
als een vrouw slagt hiet dat muishond slagten of
éieeb,áab de vrouwen hebben ook even als de mannen hunne soon van priesteressen, by dit slagten van de vrouwe word door de honden een muishond (igneumon) gevangen, en door de oude vrouw onder de vrouwen geslagt en het vlees weg gegooyt uitgenomen het vel dat de oude vrouw op het hooft als muts gedragen tot hy stuk is, dit geschied om geluk te hebben en niet siek te worden hier by word maar een schaap geslagt en het bepoejert net om den hals en aan een senuw gaarn wat kralen om de linker hand gebonden.
als de droge tyd over is en het nieuwe gras weer uitkomt is dat voor hen het nieuwe Jaar, dan hebben sy veel melk en syn sy bly dog word er niet geslagt ook hebben sy geen
gesette dag als by ons nieuwjaar.
kásaap hieten de maanen
de eerste Gamma eiseep (-accent op de ma)
(de G: swaar en niet alsby de leeuw)
dat hiet so om dat hy de eerste maan in de regen tyd is
dat is een slegte hongertyd dan kunnen sy niet fraay by t'vuur sitten, maar moeten veel herom lopen om kost te soeken
nouknaas of swarte maan, omdat het gras even begint te groeien.
geiknaas of vaale maan om dat de goede tyd weer aan, dan begint het gras sterk te worden en de bloemen te groeien.
[MS.107/6/1/3]
hŏaa.awb om dat de blommen al op staan en met gras door een staan.
òaa keiseeb of keip. Omdat de dasjes jongen hebben en in de klipgaten blyven met hun jongen
óng óab weet niet waarom so genoemt
ģan khaan of elands speeltyd maan
hoo keiseep om dat het veld begint te drogen
Xouna khaas om dat het veld begind te drogen (grieksche X)
ģeie ťsaap Om dat het begint koud te worden
Wist niet meer had het vergeten
x dog nader hand meer
x de mans vader geeft eerst een os en een koei
x en als dat toegestaan word neemt hy direct de dogter mee
met hun vryen spreken de ouders te saamen. van de soon eerst. hy geslaapt
bedinect(?) en word den andere dag eerst geslagt
n.b. en komen te saamen over een, dog niet altoos so regulier of anders ook soekt de man om by haar te gaan leggen, als sy wil dan is het goed en anders staat sy op, en hy gaat heen
nb :dit slagten hiet ágaiáab. of trouwe slagt.
er word maar een schaap geslagt voor de vrouw door een oude vrouw maar niet voor de man. en eten de vrouwen het alleen als het slagten gedaan is komt de jonge man er by maar eet niet van het schaap. Smeeren de oude vrouw wat vet en boeggoe op de handen en dan moet de jonge vrouw het van syn handen aflekken, en word er niet by gepist of iets meer by gedaan en draagt de jonge vrouw het net maar alleen om den hats dog eerst een weinig door de oude voor een ogenblik als een kind geboren word smeren drogen sy hem af met boeggoe en smeren hem dan met vet dog drukken hem de neus niet plat, want die is so uit de natuur. dan leggen sy hem by syn moeder op een sagte schape vel.
als een hottentot een twede vrouw by de eerste wil nemen is dat eerste wyf wel kwaad , maar word ook wel weer goed en word er geslagt en eet de eerste vrouw ook me, een ryke hottentot heeft wel tot ses wyven, dog sy leeven vol gekyf en ook slagen onder een, en dan kom de man en slaat se wel alle beij. se woonen ieder in een strohuis apart, en hy de man moet drie nagten na een by deselve vrouw leggen, en so by de ander ieder drie nagten of er is groote oneenigheid, en de genegligeerde vrouw gebelgt en loopt weg, en worden de vrienden er kwaad om so dat de man ieder syn deel moet geven.
[MS.107/6/1/4]
als een hottentot sterft en laat kinderen na, als hy maar eene vrouw heeft, krygt de oudste soon alles en de twe jongeren ook niet beesten schapen kralen, dog de dogter niets, dog dat vee dat sy in hun leven van hun vader gekregen hebben houden sy.
en als de oudste broer sterft al is de suster ouder erft de oudste broer, en als een hottentot geen man kinderen heeft erf dog de dogter niet, maar de naaste man vriend.
dog het goed en vee van de moeder houd de moeder, en blyft de familie by een, dog als de moeder sterft word haar vee onder jonge broeders verdeelt, dog de ouders geven hunne dogters wat by hun leven en dat blyft hun huwlyksgoed.
als een vader een Captein (Kawaub) is word de oudste soon weer captein dog beeft geen onder scheid teken, en dan de oudere broer als die broer sonder kinderen sterft, dog als hy een man kind beeft, word die captein, dus in een regte mannelyke lyn en de vrouwen, hebben niets te seggen.
en is hy jong dan word hy door de naast man erfgenaam of oom opgevoed en die maakt dan alles regt in de craal of is Kawaub dog de moeder word niet verstoten en heeft in haar familie wat te seggen dog de oudste heeft meer.
als hy dan jong is leert hem de oude Priester of slagter dagelyks hoe hy sig gedragen moet en alle manieren van hunne voor ouders, en als hy dan groot is (dan setten sy hem ook in een apparte hut en worden) alle soort van slagten voor hem gedaan, om dat hy gelukkig sal syn en nooijt geen ongeluk krygen, synde al even als anderen te voren man gemaakt. als hy dan Captein gemaakt is geef hem ieder wat, en draagt dan niets als het seenuw garen om de regter arm met grote bossen. Sy gebruiken en bokken en schapen voor hun slagten.
als de Namacquas jong syn en by het vuur sitten maken sy sig boud of Coreè, om speelderye. Sy branden hun armen met kooltjes vuur, en vryven het met hun spreeksel so dat dit hun so lang sy leven bonte kleine ronde plekken hebben (selfs niet suster en broers kinderen.) na familie mag onder de hottentots niet samen trouwen.
als iemant kwaad gedaan heeft als moorden, stelen.
de Captein doet de uitspraak en laat syn volk enen schuldigen doodmaken, op de werf of in het veld daar sy hem maar krygen, het sy met een assagaay, hout, boog, steen of so sy best kunnen, sonder veel proces, egter begraven sy hem ook op deselfde manier, dog word niet behuild, en het is geen schande voor de familie, als hy eens of twemaal steelt word hy niet altoos dood gemaakt maar als hy aanhoudt.
sy verbieden hem wel en neemen hem wel weer af en krijgt hy stokslagen.
[MS.107/6/1/5]
de Namacquas so kleinen als groten hebben somtyds een raar gebruik (dog nu niet so dikwils) dat sy sana doa (de accenten op die na en a) noemen dat is om een rykmans kind aan te duiden, en om dat hy dik en glad sal worden en dat syn vel van vetheid die als kleine barsjes sal krygen (en hy een kerel sal worden die nergens voor stuit) hier word niet bij geslagt
de melkdrinker
hy mag niet uit syn huis komen selfs niet om syn gevoeg te doen, het is een groot strohuis en daar is een gat in de grond gegraven voor syn vuiligheid, hy sit of legt om te slapen dog mag een geheel jaar niet gaan. Kásaap had dit selfs gesien, en het rook seer suur in de hut, de oude slagter blyft nagt en dag by hem, dog gaat uit om syn gevoeg te doen, en moet van het overschot van de melk leven dog ook even als den melkdrinker of daiaap niets anders nuttigen die ook niet by de vrouw mag slapen, egter blyft de vrouw aan de oversyde in die selfde hut dog de oude past op dat hy niet by haar koomt en als een kraal wegtrekt
past den ouden op dat hy (melkdrinker of daiaap) vroeg en heel soetjes gaat om niet mager te worden, en moet altyd melk klaar staan en den ouden giet het hem in een hout napje en hy drink so veel als hy kan om vet te worden, selfs moet hy drinken dat hy spoegen moet, en als hy self tot bloed spoegens gedronken heeft, dat neemt hy de melk beter aan, en begint vet te worden. dit is dan een karel die nergens voor stuiten niet moey in het lopen. in het begin is hy niet so sterk dog als hy dan weer dun word. is hy op de jagt en oorlog de voorste. het andere kraals volk komt ook wel by hem en animeren hem om te drinken, seggende drink braaf melk gy begint al braaf te groejen. hy is altoos vet in een jaar en als hy dan uitgaat is hy wel dik maar gaat selfs uit de hut. en vertoont, en de oude hottentot blyft met hemen kykt na hem tot hy weer wat dunner word, en kan dan weer weggaan en syn werk van slagten (ceremonie) weer by der hand nemen, anders gedurende dat melkdrinken niet.
op de vraag of de (kleine)namacquas voorouders altoos in dit land geweest syn of waar sy van daan gekomen syn, was het antwoord. daar was een (oude dog frisse) meid geweest van het grote namaqua land, die om kost te soeken uit haar land gedwaalt was
Sy hieten kouws die bleef als toen alleen en sogt haar kost in het veld, doen is er lang naderhand een oude (dog frisse) man ook op die wyse uit syn land gedwaalt, en die vond die meid en die hieuw doe met haar des mans naam was Koebeseeb en daar is de kleine namacquas afkomstig van en alle de kleine namacquas hieten daar na, de helft kobbebequa en de anderen kaus kw na de vrouw
[MS107/6/1/8]
op de vraag waar dan hun vee van daan gekomen was was het antwoord. daar was een gat in de grond en een bosjeman heeft het hen gewesen, en dit is de eigenste historie die ik al opgeschreven heb.
kaan sa hoega hiet broers maaken om helpers te maken, geschied met aan syn moeder en aan hem ieder een koei te geven, en dat word er geslagt, een beest, en hiet dit slagten tan. of broer ligten, en draagt de nieuwe broer het net om den hals, en de senuw garen ook. dan eten sy dat te samen en is dat dan als of sy regte broers waren, en erven ook (onder) als van eigen.
dese ceremonie geschiet ook met de vrouwen. weten van geen zondvloed, of dat er groot water over hun land gelopen is of dat het (even) iets verandert is hunne voorouders waren net als sy niet witter.
niet swarter niet groter of niet kleiner. en even eens met een caros (Karos). en de son niet warmer of kouder, en de koude en warme tijd kwam ook als nu.
Sij mogen de haas niet lyden, en slaan hem altoos dood. dit is om de voorverhaalde historie van dat de maan hem na de menschen gestuurd heeft om hen te sal seggen, dat so als hy weer nieuw word moet (sal) de mensch weder levendig worden maar de haas wou de boodschap niet doen en sei dat anders aan het volk, namentlyk dat so als de haas dood was dood bleef de mensch ook dood bleef, en doe liep de haas weg, en dit is de rede van hun haat op hem. op de vraag hoe sy wisten dat de maan dat gesegt had, seiden sy dat hun voorouders hun dat gesegt hadden. nog man nog vrouw sal dus van een haas eten maar kinders wel.
als een jong meisje vrijster word, of de verandering voor de eerste reis krygt gaat sy uit de kraal en agter de bosjes in het veld sitten, dan koomt een oude meid en draagt hem op de rug terug in het strohuis en word er een matje losgemaakt van haar hutje en sy daar me als afeschoten, en mag geen manvolk er by of omtrent komen, dan slagt de oude vrouw een ooy (en moet dit geen ram syn) en eten de oude vrouwen die met haar op, en sy draagt niet het het net, maar de senuw garen om de linker been onder de knie. dese slagting hiet habaicá. en als het slagten over is, nemen de andere meiden haar uit en word er met de hele craal gedanst, en worden er drie schapen den enen dag na den anderen geslacht. de eerste een ooy en de andere 2 hamels.
[MS107/6/1/6]
op de vraag wie of hen het onderscheid tussen goed en kwaad geleerd heeft, seide kasaap dat hun voorouders hun geleerd hadden om dien goed te doen die hen goed deed en niemand kwaad te doen die hen geen kwaad deed maar de bosjemans was voor hen een wiltbeest en dus kon hy hem geen goed doen, omdat hy hun alteveel plaag den.
ḱanaXai(griesche X), is de naam die sy aan de man slagter (of priester) geven
ḱanaXas voor de vrouw. de man slagt voor de mans en de vrouw voor de vrouwen op de vraag wie hen dat geleert had seiden sy als alles van hun voorouders. en op de vraag of tuigua, bly was als sy slagten seide sij niet te weten.
[MS107/6/1/10]
hottentots iede van den oliphant is dat hy maar een jaar draagt dat sy seker weten aan syn kalveren. selfs hebben er sommige koejen tot seven toe. Dit is een schone preuve.
syns speeltyd is in bloementyd. synde maand Augustus en kalft ook in bloeme tyd.
hij suigt met syn mond en niet met de slurp. als hy nog swak is drinkt hy seer seker geen water, maar als hy wat ouder is (en wel twe a drie maanden) en aan het gras begind te vreten dan drinkt hy water maar met syn slurp als een oude, schoon hy dan nog met syn mond suigt, en houd dan, om er beter by te kunnen koomen, syn slurp agter over syn kop.
hij suigt omtrent een jaar. namentlyk van de eene bloemetyd, den oliphant is alle jaaren tugtig en om die reden speent hy syn kalf met het jaar.
krygen nooyt meer als een kalf. somtyds jaagt hy wel een mensch sonder dat die hem kwaad doet en andere tyden (en meest) vlugt hy een mensch al soekt hem die geen kwaad te doen, hy is seer fyn van reuk, en als maar op een mensch syn spoor koomt en ruikt dan met syn slurp op het spoort en draaijt dan meest daar van weg. Weten niet (regt) hoe lang den oliphant groeit (dog groeit schielyk), dog leeft seer lang, sy kennen den oliphant en sien dat als een mensch al oud is
is de oliphant nog schoon en fris, dog de oude oliphanten worden klein en lelik. het sevende calf van eene koei is al circa so groot als de moeder, dog sy groeien allen niet even schielijk als by den bul spelen wil keerd hy een party koejen bij malkander (en als sy niet willen slaat hy die wet met syn slurp) en weet aan de reuk welke het meest speels is, en die keerd hy uit den troep circa hondert treden. de koej buigt haar voorbenen ne binnen rustende (*dog schreeuwen dan niet) dus op de ellebogen en steekt haar tanden (*en legt de slurp voor uit op de grond) in de grond om sig tegen te houden. dat springt de bul er op, en blyft er lang op (veel langer als een bul of koei van een rund) houdende syn slurp regt uit over de koei, terwyl hy haar met syn twe voorpoten vast houd.
als de speeltyd, die omtrent een vier vyf (maand) duurt over is lopen de oude bullen allenen dog de jongen blyven als alle ander wilt doen de bullen vegten ook dikwils dan onder een, en die het dan verliesen gaan weg.
[MS.107/6/1/11]
uit de maat der Encyclopedie blykt dat de Elephant is meer dan eens so groot als klyn hippopotamus. dewyl een die maar 7½ voet hoog was 12 voet in de omtrek was en maar 8½ voet lang. hy had maar een spoor van 14 duim voorste en 10 duim agterste.
observatie uit Buffon Oliphant waarom sou hij bouwen of alleen of te samen eenig werk verrigten als den castor by behoeft geen hutten of deksel de natuur heeft hem dik en sterk beveld, so dat het open veld en geboomte beter voor hem is als het beste huis.
hij houd lang aan met weglopen als hy in een andere streek wil wesen (en verder) met de hele trop, van de ene morgen tot de anderen als het heel heet is staat hy wel eens stil (en vreet wat dog dan weer door), als hy maar stapt kan een mensch harder lopen maar als hy hard door loopt loopt hij harder dog een paard wirt hen tog in het lopen en een snel lopend mensch (loopt voor een ruk so sterck) dog een oliphant kan het langer uithouden.
een oliphant loopt in een nagt en een dag sover als een mensch in vier of vyf dagen, en sonder draven of galopperen hy galloppeert niet of draaft niet syn loop is te naast aan een caaps pasganger paard en dat bedriegt den mensch die in bet begin denkt dat by niet hard loopt, een zebra, eland en andere Gazellen galopperen en draven en lopen anders. Sy moeten al groot syn eer sy speelen konnen. Sommige bullen al synsy groat hebben geen tanden (tand), en sommige hebben ook maar een, sonder dat hy afgestoten is dus is ook met de koeien, dog de poeskoppen in het hottentot kom kwaas syn minder als de horens mans. een hottentot hiet de oliphants tand een hooren. nagaw. en segt nagauw kwaas of gehoornd
[MS.107/6/1/12]
hebben nooyt geen rhinoster met den oliphant sien vegten of er selfs van gehoord. sy houden veel van hunne kalveren. als de koei dik is, koomt de bul er niet by om er mede te gaan dog als sy gekalft heeft komt hy er somtyds na kyken dog gaat dan weer weg, en brengt wel dan die koei na een goede streek veld, dog blyft er dan niet by.
als hy slaapt gaat hy vlak op syde leggen, voor al als de son warm is dog slaapt ook staande en als sy wakker schrik gooijt hy (van tyd tot tyd) grond op syn lijf, als hy by water koomt ook kley en modder als om sig te koelen, en als het maanligt schynt, lopen en spelen sy onder malkanderen sy swemmen met de kop onder het water en de slurp er boven uit, en seer snel houdende boven de slurp toe. doen sulks met hele troppen. hebben nooyt geen witte oliphant gesien.
de oliphant speelt een paar reisen de selve dag met de selfde koei en dan laat hy haar loopen. dog als hy eens gespeeld heeft gaan sy eerst weer by de trop. dog speeld wel deselfde dag met andere koejen. Sy schreien als tranen als sy gekwetst zyn. en honnaap hiet de slurp van den oliphant. heeft geen (particuliere) betekenis, heeft syn ballen in geen scrotum maar agter het vel al het wilt is bang voor de oliphant.
de leeuw is bang voor een oliphant hippopotamus en Rhinoster, het wilt is bang voor de Rhinoster de leeuw is verlekkert op het cameelpaart en maakt er veelen dood, de cameel is so ver men noord aangaat altoos gesien.
den oudste olipant gaat voor uit ondersoekt het veld en komt weer om de trop na een goed veld te leiden als een oliphant een ander dood siet (leggen)siet hem rondom en vertrekt dan uit die streek.
de oliphants koei draagt syn calf in de mars niet met syn slurp, maar de koei blyft by het kalf tot hy wat sterk is en lopen kan in vier a vyf dagen kan het kalf al me lopen. het kalf is circa twe voet hoog, als hy geworpen word, en groeit het eerste jaar omtrent eens so groot
de koei stoot hem al aan met de slurp om voort te gaan en houd sig een klein kalf altyd digt aan de koei die seer sorg vuldig is hem niet te trappen.
[MS.107/6/1/16]
op kolben ide waar blyven de mannen als de wyven door de polygamy meerder waaren maken de hottentotten altyd anders als sy van plek veranderen Jagen de hottentotten de schapen door de rook? om hen anders te maaken. Jagen het om siekte (de tover meid doed dat)geschied sulks om de wilde honden te verjagen? Spreken de hottentotten van een kleine en een grote kapitein als van twe goden? en vresen sy den klein en meer. Sijn sy bang voor de terugkomst van de sielen der doden. Smeert men een nieuw geboren kint met koemist. vryven sy het dan met hottentots vygen bladeren. moet de vader met de vader spreken als de soon sin heeft om te trouwen. is egtbreuk so geen grote sonde is grote schande waarom snyden sommige leden hunner vingers. hoe eet de bruidegom met de bruid of de mannen met de vrouwen dansen de hottentotten by hunne trouw slagten niet. mogen susters kinderen samen trouwen mag de vader by de dogter of suster by de broeder slapen. |
thuikwaab heeft son en maan gemaakt. de son is warm om dat hy by dag op koomt en de maan is koel om dat hy by koelte op koomt. dit heeft hy, of is syn geloof, van syn voor ouders. sy seggen sy worden in den droom geplaagt van de Gauwasi. een die sig een lid des kleine vingers heeft laten af sneiden, mag van die slagt ceremonie eten dog een antler niet. |
[MS.107/6/1/13]
mag een hottentot geen varkens vleesch eten
of vis (sonder)schubben of een haas,
antwoord er waren geen tamme varkens hier voor de hollanders en sy aten de wilden, en eten ook de tamme, maar een mangemaakte mag geen haas eten maar wel alle vis omdat syn voor ouders dat gesegt hebben hy wil liever sterven als dan een haas eten
of sy het doode lyk de agterdeur uit dragen
ant. neen is een hottentot bang dat een dode komt spooken of sy by den doden in de hut dan buiten de hut sitten raakt niemant het huis meer aan of breken sy het af, smyten sy mieren nesten om het te verteren, sy doen dat nu niet, ik gelove dit ook niet dat sy dat gedaan hebben
bepissen de ouden het craals volk als sy van de begravenis terug gekomen is, en smyt dan den selven een hand vol as over hen die van den haart (uit het huis) haalt en voor in en agter uitgaat.
breken sy den dag daarna alle hutten af en gaan sy na een ander kraal. hangt den oudsten soon het net van het geslagte schaap om den hals.
of die geen vee heeft om te slagten syn haar af scheert op het hooft
het bal sneiden was sulks ooyt een gebruik.
Ant: niet by de kleine namacquas.
hoe word dat verrigt? is de sneider van een kraal
in groot aansien en hoe hiet hy.
hoe slagt een hott en tot een schaap?
waarmede naayt een hottentot.
krabben de hottentotten sig als sij bepist worden
van het veel melk drinken
hoe doet een hottentottin als sy twelingen krygt? doode hen niet of ook geen van tween altoos tegen gesproken
mag een hottentot die geen man gemaakt is niet met de mannen in geselschap komen of eten selfs niet met syn vader
antw: neen hij mag niet
is kut serei so een scheld woord
dat men er sig om moet laten anders maaken
hoe hiet anders maken en hoe doen sij het.
maken sy een groene met bloemen hut
in den midden krijgen de vrouwen nooijt als het nat, by het slagten van ceremonien wat rookten de hottentotten voor sij tabac of dacha kenden
is grevenbroeks annotatie op secretarij
[MS107/6/2/14]
maken sy de boegoe van de bloem of de blaren als een soort kever op een wyf of man komt te sitten word hy dan heilig verklaart en geslagt smeert een hottentot sig met sand en smyt hy sig met water eer hy door een rivier gaat |
van de blaren en de rooje boegoe word van het verrotten houd van de cameeldoorn boom gemaakt. er word maar boegoe op gestrooyt maar niet geslagt Antw: wisten hier niet van |
[MS.107/6/2/1]
moetjoana
["Bitjoana" -deleted -eds.] hieten sig de Caffers die de hottentotten briquas hieten
karoemána hiet de rivier loopt agter de namacquas in zee
toenecoe eis en briquas even vol
legt vol caffers leggen door een.
het volk van Pinar heeft onder andere rhinosters ene gesien met maar ene hoorn dog so gesteld dat de andere afgestoten was.
ruilde van een hottentot een soort van sonnescherm van struisveren boven op was een jakhals staart, n.b. industrie.
de vrouwen hier gebruiken dat veeltyds voor hunne kinderen als sy die op de rug dragen.
de briquas hebben te voren maar schilden en assagaayen gehad, dog nu hebben sy ook bogen om der hottentoten wil, genomen.
de briquas krygen van de Cabeticoe of qua hun yser en koper voor vellen en beesten syn ook verdere briguas: die seggen sy smelten dat uit de klippen, dog dit geloof ik niet, sij seggen ook dat de yser en koper klippen by een zyn, ook toonden sy naderhand dat de yser klippen, staven yser matjouncoe, macarigari, syn weer verdere cralen.
ťoenoep hiet de kauwaup der coraquas (na syn moeder)
is oom van ńaba ńoe. hamma, gamma toeroebeep hier kauwaup der geissiqua. dit is ook van de moeder of familie naam.
kein a noenanóe was de twe kauwaup van de ogoqua swarte wolk, pofadder so als my s'morgens ńaba ńoe sei. en was de grootste om dat hy van voorouders kauwaup waren dog was nu arm dus had ńaba ńoe het meeste te segen.
hen vragende waar hunne voorouders van daan gekomen waren, so seiden sy van duitsvolk. dit was seker een compliment.
de ogoqua sy hadden allerley vertelsels vol fabelen van de duitse. sy hadden onder andere ossen met de horens na de grond.
wilhelminaas rivier hieten de ander quincaap. By noe gharie arrap eis is daar een craal coraqua en plettenbergs rivier koekauwp als sy ver seggen, halen sy het woord noe uit
[MS.107/6/2/3]
moetjoana taal
li tsatisi de son
keiri de maan
[MS.107/6/2/2]
de oudste sei de swart ogen syn de myne. S'morgens sei de namacqua neem uwe vuur ogen. dog toen dag zynde, had het vuur hem bedrogen hy liep weg, en wierd van die tyd bosjeman, houdende de namcqua het vee.
de historie der namcqua en bosjeman begin waren twe broeders. de ouste slegt van ogen. de bosjeman of jonger vond een gat in de grond gevonden daar veel beesten dagelyks uitliepe hy sei het de namacqua. en sy stopten het met bosjes toe so dat de kalvers er in bleven. S'avonds kwamen de koeyen en bullen
en sy maakten een vuur toen sey de jongste al de vuur ogen beesten syn de myne
wenschen als de maan nieuw is, dat hy braaf geluk (of kindt) mag brengen
anders geen bidden mag ryk worden en moge vrouw krygen soons en dogters etc
namen der manen
kleine eland | ťoa Ćanni | hiet december |
krom ooren | óa keip | -february |
sterre doodt | óng o | -maart |
breed groen (is regen tydt) | ȟo'ang, haup | -april |
vaal maan | gȟei ḱhaas | -mey |
swarte maan | noe ḱhaas | -juny |
rode been. | torro noeseep | -july |
krom vuur | ghamman eiseep | -augustus |
kaauw | gkhei hei saap | -september |
hout(konden dit niet oversetten) | kgui tsauw | -october |
bonte oor | oow keiseep | -november |
eerste maan beginnen te tellen en telde terug.
namen der grote namacquas cralen
-hunne voorouders sneden sig sommigen een bal uit. twistten omtrent een tigervel
caminoekwas de eersten (hiervan syn de einiquas) van omtrent 't bad tot aan de grote river. oebeep captein. nu in tien kralen dog klein
Haam eiquas of karre kei keup, omtrent haam rivier dese riviertje komen uit namac lopen
(weten van geen berg comma hieten niet comen naquas)
okeis is de regte naam. Syn die sogenaamde melkdrinkers blyven een jaar in de hut dog ook uit om sterk te word
en Cabobequa betekenende veldschoen volk. Kralen van Carmop de anderen sterke kralen
korikambils is de bynaam. desen hieten ook de kei of namacquas omdat sy Sterker als de caminoekwas zyn
khauw kouw qua kleine kouw tangs leeuwerivier
kai kouw. grote kouw
kauwmaap kameep captein of khauwaup.
leggen omtrent vis rivier
langs brisees valey leggen kouw danna seep.
seima en nairoop. leven nog syn ryk
damra (en gauw damra ook leggen agter de kouw)
of damraqua swart. (leggen agter de damra) saun damra rood.
quoik óro mensen eters, de damra (ook swart) verruilen aan hun hun oude volk , die sy dan mesten. leggen agter sau damra goemees kraal coers van t bos. n.t: o: captein is enseep.
ám, òaas (hebben geen kwaggas) | koaries |
wit wild paard soort kwagga. (schreewt ook byna so) | gestreepte wild paard |
[MS.107/6/2/4]
aap is fluit. Sy maken se van de wortel van doornboom. de bast. Sy stoppen er gekaauwde doorn
sij bast prop in die sy volgens het lied hoger of lager stoten, om de toon te veranderen. makende de fluit nat met melk.
de namacquas hebben, seggen sy hun fluit dansen van de damras of damraquas geleert. Somtyds hebben sy dertig fluiten en geeft een als voorsanger eenige woorden nu en dan van een gesang en stampt eerst met de voeten so als hun rondom dans is. dan beginnen sy allen, en brengen langen tyd met hun soort van stellen door.
namen der fluiten om die te onderscheiden |
àronamaap | de begin fluit klein fluit |
ćar namenomaab | wat groter fluit klein vlegt fluit | |
ćar gamona namas, | klein krom fluitje n.b. is egter niet crom | |
ćar goeinamaas, | crom kan niet oversetten | |
al de andere fluiten weer sulke namen. | kai, ćaroep, | wat groter fluit. |
kai namies. | middelste groot | |
kai ganaas | groot krom n.b. niet krom | |
kai goeis. | gweet niet over te setten. | |
Sy maken veel hunner liedtjes extempore van alles dat sy in de kop krygen. dog veel van meiden. Sy syn niet jalours, als sy maar wat er voor krygen | arous kaus. | ook niet |
kai noemeep. | ook niet | |
noekaas keis, | grote swart fluit synde de grootste en wel 5 voet lang en anderhalf duim diameter, hy ging rondom al de andere blasers, en blocs egter ook op de maar. even als een soort bason |
translation
[Andrew B. Smith and Roy H. Pheiffer's transcription of R.J. Gordon's notes on the Khoekhoen (Johannesburg, Brenthurst Library, MS107/6: copied from Andrew B. Smith and Roy H. Pheiffer: "Col. Robert Jacob Gordon's Notes on the Khoikhoi 1779-80", Annals of the South African Cultural History Museum, Volume 5, No.1, 1992)]
[MS.107/6/1/1]
The illness slaughter is also done by the old (men) but then no knuckle-bone around the sick one's hand, but definitely the omental fat around the neck. This happens in his own hut.
Different kinds of slaughter:
At childbirth it is said that the father cleans his body, this is called nóuw nouaap, i.e. heel slaughter, because they who slaughter cut the sinew from the heel and twist it into a string and make a hole through the knuckle-bone and the father wears it around his hand. And the old man is also remunerated for his slaughter, the child is not brought in to it. If the woman has had a child on one day, on the next day, whether for a girl or a boy, a sheep is slaughtered and whoever has no sheep slaughters a calf.
This slaughter is called Caroeu, and the difference is that they plait the sinews and hang it around the child's neck with beads. The mother eats of it, but it is not slaughtered for her, but for the child. Àn aunà is steenbok slaughter. This is a very big slaughter which they have learnt from their forebears, they couldn't give any reason why, and is mostly a cheerful "andersmaak". They slaughter two sheep every day; this continues for as long as two weeks, and no fixed time is set for it. This everyone does as he pleases, man and wife do it together, but nor the children or young girls.
Today the one does it and tomorrow the other. When it is due to happen they go hunting and club a steenbok to death and bring it home. Then they skin it, and cut all the flesh from the bones, they leave that to dry in the home, and then the next day they slaughter the sheep. In a pot is put some of the steenbok, because the steenbok has to last as long as the slaughter lasts. And when the steenbok is finished it is over, and no caul or knuckle-bone is worn around the neck or hand with this slaughter. They all take the sinew string around the legs the women, but not the men. The old slaughterer stores the rest of the steenbok. In this way they go the following day to another hut whose occupants intend participating and with this there is dancing. Then on the last day a cow or ox is slaughtered. Then an old woman wears the cattle cauls around the neck and the last morsel of the steenbok is eaten with the last piece of the bovine. They also drink milk with this slaughter.
The Hottentots never knew about smoking and learnt about it from the Brinas and first smoked dagga. The story goes as follows: an old Brinas or Caffir woman saw that cattle and cows ate of the dagga plant and became drunk, then the woman smoked some of it and also became drunk, and when she saw that that stuff smoked well the Namaquas also smoked it and found it good, but the Dutch brought tobacco and that is better.
[MS.107/6/1/2]
When another old man has been trained for slaughtering by the ceremonial slaughterer of the Kraal, they slaughter again and this slaughter is called ícòuba. Don't know how to explain that. Then they slaughter four sheep in the former manner, and with the fifth (one every day) the ceremony is over. None but old men are allowed to be here, and none but they are also allowed to slaughter; if the Kraal is strong there may sometimes be as many as ten of these kind of priests in one Kraal, otherwise one, two or perhaps three who are slaughterers, and also the doctor and the wizard. If Kasaap the Namaqua Hottentot although somewhat old, becomes more aged, an old one from the Kraal who is now doing it, will also teach him and so to say induct him as priest. They are put separate in a little hut during the ceremony, but it is not accompanied by urinating, and during this time he may not have any woman and the old slaughterer always stays with him in the little hut and tells him to mind that he does exactly as he does and as his ancestors have done before him. He teaches him everything he knows about doctoring and their type of magic that some say they can do and others not. At this ceremony no caul is worn around the neck but sinew-string around the hand.
When a woman slaughters it is called mongoose slaughter or éieeb,áab. Like the men, the women also have their type of priestesses. For this slaughter by the women a mongoose is caught by the dogs, and is slaughtered by the oldest woman amongst the women, and the flesh is thrown away, except the skin, which the old woman wears on the head like a cap until it is tattered; this is done to have good luck and not to fall ill. On this occasion only one sheep is slaughtered and the powdered caul is bound around the neck and some beads on a sinew string around the left hand.
When the dry season is over and the new grass appears again, it is for them the New Year. Then they have plenty of milk and are happy, but slaughtering is not done, nor do they have a fixed day as with our New Year.
Kásaap names the moons.
The first is Gamma eiseep -accent on the ma -crooked fire. (The G: heavy and not as in the case of the lion.)
It is called like that because it is the first moon during the rainy season. That is a bad period of hunger and they cannot sit pleasantly around the fire but have to walk around a great deal in search of food.
noukaas or black moon, because the grass is just beginning to grow. geikhaas or pale moon because the good time starts, then the grass is beginning to come on strongly and the flowers start growing.
[MS.107/6/1/3]
hŏaa.awb because the flowers are standing up and are standing amidst the grass.
òaa keiseeb or keip ' because the dassies have young and remain in their rock holes with their young.
óng óab don't know why so called
ģan khaan moon of the eland's mating time
hoo keiseep because the veld begins to dry
Xouna khaas because the veld begins to dry
(Greek X)
ģeie ťsaap because it is starting to become cold.
Didn't know more, had forgotten it.
The man's father first gives an ox and a cow (but more later) and if that is allowed he forthwith takes the daughter with him; during their courtship the parents consult together. First about the son, and come to an agreement, but not always so smoothly, otherwise the man seeks to lie with her. If she is willing everything is in order. otherwise she gets up and he goes away. Only the next day will there be a slaughter.
N.B. this slaughter is called ágaiáab or marriage slaughter. Only one sheep is slaughtered for the woman by an old woman, but not for the man. And the women eat it by themselves. When the slaughter has been done the young man joins them but does not eat of the sheep. The old woman rubs some fat and buchu on the hands and the young wife has to lick it from his hands. It is not accompanied by urinating or anything else and the young wife wears the caul, but only around the neck, but first for a short while, only a moment, by the old one.
When a child is born they smear/dry it with buchu and smear it with fat, but do not press flat its nose, because that is already so by nature. Then they place him by his mother on a soft sheepskin.
If a Hottentot wishes to take a second wife with the first, that first wife is angry, to be sure, but becomes good again and then slaughtering takes place and the first wife joins in the eating. A rich Hottentot may have up to six wives; but they live with a lot of bitching and also fight amongst one another, then the husband comes and beats them both. Each lives separately in a straw hut, and he the husband has to lie for three consecutive nights with the same wife, and similarly three nights with the other, otherwise there is great dissent and the neglected wife is furious and runs away and the friends become angry with this, so that the husband has to give each her part.
[MS.107/6/1/4]
If a Hottentot dies and leaves children, and he has only one wife, the eldest son gets everything-cattle, sheep, "kralen" and the daughter nothing and the two younger ones nothing either, but the cattle that they received from their father during their life they keep. And if the eldest brother dies, even if there is an elder sister, the eldest brother inherits. And if a Hottentot has no male children, even then the daughter does not inherit, but the closest male friend. But goods and animals belonging to the mother are retained by the mother, and the family stays together.
But if the mother dies her animals are distributed amongst the younger brothers, but the parents give their daughters something during their lives, and that remains their dowry. If a father is a Captain (Kawaub) the eldest son in turn becomes captain, but has no distinctive regalia, and then the elder brother if that brother dies childless, but if he has a male child, he becomes the captain, thus in a straight male line, and the women have no say.
And if he is young he is brought up by the nearest male heir or uncle who sets everything right in the kraal, or is Kawaub but the mother is not rejected and has some say in her family but the eldest has more say. While he is young the old Priest or slaughterer teaches him daily how he should conduct himself and all the manners of their ancestors. And then, when he is grown up they set him also in a separate hut and all kinds of slaughter is done for him so that he should be happy and never encounter any misfortune, having previously been made man (initiated) like the others. Then, when he has been made Captain, everyone gives him something and he wears nothing but the sinew string around the right arm in big skeins. They use both goats and sheep for their slaughter.
When Namaquas are young and sit around the fire they make themselves bold or Coreè in horse play. They burn their arms with little coals of fire, and rub it with their saliva so that they have, as long as they live small round speckled spots.
Close family among the Hottentots may not marry, not even sister's and brother's children.
If someone has done something criminal such as murder or theft the Captain gives the verdict and has his people kill the culprit, on the premises or in the veld, wherever they can find him, be it with an assegai, wood, bow, stone or in whatever way they best can, without much ado. However, they bury him in the same way (as others) but he is not bewailed; and it is no disgrace on the family. If he steals once or twice he is not always killed, but only if he perseveres. They do forbid him and take him down and he receives blows with a stick.
[MS.107/6/1/5]
The Namaquas, the small and the big, sometimes have a rare custom, although now less frequent, which they call sana doa (accents on the na and a) which is to indicate a rich man's child, and that he should become fat and smooth and that his skin should develop small cracks as a result of fatness and that he should become a strong-man nor to be stopped by anything. No slaughter accompanies this. He, the milk-drinker, may not come out of his dwelling, not even to relieve himself. It is a large straw hut and a hole is dug in the ground for his excretion. He sits or lies down to sleep but for a full year is not allowed to walk. Kasaap had seen this himself, and it smelled very sour in the hut. The old slaughterer remains with him night and day, but goes out to relieve himself and has to live on the remains of the milk but, like the milk-drinker or daiaap, may eat nothing else, and may also not sleep with a woman. Yet the (wife) lives on the opposite side in the same hut, the old one sees to it that he does not come to her. And when a kraal moves, the old one sees to it that he (milk-drinker or daiaap) leaves very early and without exertion so as not to grow lean, and milk always has to be available. The old one pours it into a wooden bowl for him and he drinks as much as he can so as to get fat. He even has to drink until he vomits, and when he has drunk to the point of spitting blood he consumes the milk more efficiently and begins to grow fat. This is then a strong-man who stops at nothing, and does not tire of walking. Initially he is not so strong but certainly when he grows thin again he is the foremost during the hunt and in war.
People from other kraals also visit him and encourage him to drink, saying drink your milk obediently, you are starting to grow nicely. He is always fat in a year's time, and if he then goes out he is indeed thick but leaves the hut by himself and shows himself. And the old Hottentot stays with him and looks after him until he becomes somewhat thinner again, and may then depart and resume his work of ceremonial slaughter, but during the milk-drinking period (he does) not (do it).
To the question whether the ancestors of the Little Namaquas had always been in this country or where they came from, the answer was: there was an old but sprightly woman from Great Namaqualand who had strayed from her country looking for food. She was named kouws who then lived alone and sought her food in the veld. Then, long afterwards an old but sprightly man also strayed from his country in the same manner and he found that woman and then married her. The man's name was Koebeseeb and all the Little Namaquas are descended from them and all Little Namaquas were called after them, one half Koebbebequa and the other kaus kw(a) after the woman.
[MS.107/6/1/8]
To the question where then their cattle had come from the answer was: There was a hole in the ground and a Bushman had shown it to them, and this is the selfsame history which l have already recorded.
kaan sa hoega meaning "making brothers to make helpers" takes place by giving a cow each to his mother and to him, and then an animal is slaughtered, and this slaughter is called tan or lifting a brother. The new brother wears the caul around the neck as well as the sinew strings. They then eat it together and it is then as if they were real brothers and inherit as if from their own (family). This ceremony also takes place amongst the women.
They do not know about any Flood or that a great water had overrun their country or that anything has changed. Their ancestors were exactly the same as themselves, neither whiter nor blacker, neither bigger nor smaller, and also with a kaross. And the sun neither warmer or colder, and the cold and warm seasons came as at present. They cannot tolerate the hare, and always kill him. This is because of the previously related story that the moon sent him to the people to tell them that when it turned new again, man would also be resurrected. But the hare refused to carry the message and reported differently to the people namely, that when the hare died it remained dead, so would man also remain dead, and then the hare walked away and this is the reason for their hatred of him. To the question how they knew that the moon had said that, they said that their ancestors had told them so. Neither man nor woman will thus eat hare, but the children do.
When a young girl becomes marriageable or experiences the change for the first time, she leaves the kraal and goes to sit behind the bushes in the veld. Then an old woman comes and carries her on her back into the straw hut again and a little mat is loosened from her hut with which she is so to speak partitioned off and no man may come to it or in the vicinity. Then the old woman slaughters a ewe (it must not be a ram) and the old women consume it with her. She does not carry the caul but the sinew string around the left leg below the knee. This slaughter is called habaicá. And when the slaughter is over, the other women take her out and a dance is held with the whole kraal. And three sheep are slaughtered, one after the other. First a ewe and then two wethers.
[MS.107/6/1/6]
To the question who taught them the difference between Good and Evil Kaasap said that their ancestors had taught them to do good towards those who did good to them, and not to harm anyone who had not harmed them. But for them the Bushmen were wild beasts, and therefore he could not do any good towards him, because he harassed them too much.
kanaXai (Greek x) is the name which they give to the male slaughterer or priest.
kanaXas for the female. The male slaughters for the men and the female for the women.
To the question who had taught them that they said everything had been taught by their ancestors.
And to the question whether tuigua was happy when they slaughtered they said that they did not know.
[MS.107/6/1/10]
The Hottentots' idea about the elephant is that it carries its calf for one year only. Some cows even have as many as seven. This is a good proof. Its mating time is during "flower time", which is the month of August and it calves in the "flower time" as well. He sucks with his mouth and not with the trunk. While he is still weak he most certainly does not drink any water, but when he is somewhat older (two or three months) and begins to eat grass, then he drinks water, but with his trunk, like a fully grown one though he still sucks with his mouth; he then hold his trunk backwards over his head in order to reach better.
He sucks for about a year, from the one flower time. The elephant is on heat every year and for that reason weans its calf by the year. They never have more than one calf. Sometimes he chases a human without the latter having done him any harm; at other times (in fact mostly) he flees from a human even though the latter may not intend doing him any harm . He has a very sharp sense of smell and if he as much as comes across a human footprint and smells it, with his trunk on the trail, he mostly turns away from it. (They) don't know for sure how long the elephant continues growing, but it grows fast and lives for a very long time. They know the elephant and see that when a human has grown old the elephant is still in good condition and sprightly. But the old elephants become small and ugly. The seventh calf of a cow is about as large as the mother, but not all of them grow equally fast. When he (the bull) wishes to mate he rounds up a number of cows (and if they refuse he hits them with his trunk) and knows by the smell which one is most oestrous and that one he separates out of the herd, about one hundred yards. The cow bends her front legs inwards, resting thus on the elbows and implants her teeth into the ground to have a holdback and lays her trunk extended in front of her on the ground, but does not cry out. The bull then mounts and stays on her (much longer than a cattle bull or cow) holding his trunk straight out over the cow, while he grasps her with his two front feet.
When the mating time, which lasts for about five months, is over, the old bulls dwell by themselves, but the young ones remain, as all other game do. The bulls then often fight amongst one another. and the ones that lose, go away.
[MS.107/6/1/11]
From the measurements of the Encyclopedia it appears that their specimen of the elephant is more than twice as large as a small hippopotamus, being one that was only 7½ feet high and 12 feet in circumference and only 8½ feet long. He had a footprint of only 14 inches in front and 10 inches at the back. Observation from Buffon: why should the elephant build alone or together with others any work like the beaver. He does not need any hut or covering, nature has provided him with thick and strong skin, so that the open veld and trees are better for him than the best of dwellings. When he wants to be in another region with the whole herd he continues on the journey for a long time. from one morning to the other and more. When it is very hot he would occasionally halt and eat something, but then march on again. If he walks normally, a human can run faster, but if he is walking fast, he is faster, but a horse will beat him on the run; and a running human will for a while run as fast (as he) but an elephant can keep it up for longer. In a day and a nigh t an elephant can walk as far as a human can in four or five days, without having to trot or gallop. He does not gallop or trot. His gait is the closest to a Cape pacer horse, and that deceives humans who initially think he cannot run fast. Zebra, eland and other gazelles gallop and trot and walk differently. They have to be grown-up before they can mate. Some bulls, although they are fully grown, have no tusks, and some have only one tusk, without one having been lost. And similarly for the cows, but these hornless (in Hottentot kom kwaas) are fewer than the male tuskers. A Hottentot calls the elephant tusk a horn -nagaw- and talks about nagauw kwaas or "horned".
[MS.107/6/1/12]
(They) have never seen any rhinoceros fighting an elephant, or even heard of it. They very much love their calves. When the cow is big the bull will not approach her to go with her, but when she has given birth he sometimes comes to look at it but then leaves again, and then brings the cow to a good piece of veld, but he does not stay with them. When he sleeps he goes to lie down on his side, especially when the sun is hot, but also sleeps standing up. And when he awakes, he from time to time strews earth over his body; if he reaches water, also clay and mud so as to cool himself, and when the moon shines they walk and play amongst each other. They swim with the head submerged and the trunk out above the water, and very fast, keeping the trunk closed above. They do this in whole herds. Have never seen a white elephant.
The lion is scared of an elephant, hippopotamus and rhinoceros. The game is scared of the rhinoceros. The lion craves giraffe and kills many of them, the giraffe has always been encountered as far north as one has progressed. The eldest elephant goes ahead investigating the veld and returns to lead the herd to good pasture. If one elephant sees another lying dead, he looks him over and then moves out of the area. On the move, the elephant cow does not carry her young by means of her trunk, but the cow stays with the calf until it is stronger and can walk. In four of five days the calf can accompany (the herd). The calf is about two feet tall when born and during the first year grows about twice as big. The cow pushes him on with her trunk to move forward. A small calf always stays close to the cow who is very careful not to tread on him.
[MS.107/6/1/16]
following Kolbe's idea, Where do the men stay when the wives increase in numbers through poligamy? Do the Hottentots always "andersmaak" when they move from one place to another? Do the Hottentots drive the sheep through the smoke? to "andersmaak" them? Do they drive them against illness? The woman wizard does that. Does it take place to drive awaythe wild dogs? Do the Hottentots speak about a small and a chief captain as of two gods? And do they fear the smaller one more? Are they afraid of the return of the spirits of the dead? Do they smear a new-born child with cow's dung? Do they then rub it with the leaves of Hottentot's fig? Must the father speak to the father when the son feels inclined to marry? Is adultery such a great sin? It is a great disgrace. Why do some members cut their fingers? How does the bridegroom eat? With the bride or the men with the women? Don't the Hottentots dance at their wedding slaughter? May the children of sisters marry? |
Thuikwaab made sun and moon. The sun is warm because it comes up during the day, and the moon is cool because it rises during coolness. This he has from, or is the belief of, his ancestors. They say that they are troubled in their dreams by the Gauwasi but they were unable to explain this. All these seem to be spirits; everything that is dead is gauwaatsi, and never returns to life. Yet the same ones say that their ancestors had told them that although their body was interred, they go to the nanoep, looking upwards, so that that is Heaven. |
[MS.107/6/1/13]
May a Hottentot eat no pork or fish without scales, or a hare?
Answer: There were no tame pigs here before the Hollanders, and they ate the wild ones, and also eat the tame ones, but anyone who has been initiated may eat no hare but may eat all fish, He would rather die than eat a hare, because his ancestors have decreed it so.
Whether they carry out a corpse via the back door?
Answer: No.
Is a Hottentot afraid that a dead person's ghost may come back to haunt?
When they wake by a corpse, do they sit inside the hut or outside the hut?
Does nobody touch the house any further or do they break it down?
Do they throw in ant-hills to devour it? They don't do that now and I do not believe they ever did.
Do the old men urinate on the kraal's people when they return from the funeral? And do they strew a handful of ash over them, which they have taken from the hearth inside the house, entering the front and leaving at the back?
Do they demolish all the huts the next day and go to another kraal?
Does the eldest son hang the caul of the slaughtered sheep around his neck? Whether anyone who has no cattle to slaughter shaves his hair from his head? Cutting off a testicle - was that ever a custom?
Answer: Not with the Little Namaquas.
How is that done? ls the surgeon of a kraal held in great esteem and how is he called? How does a Hottentot slaughter a sheep?
With what does a Hottentot sew?
Do the Hottentots scratch themselves when they are urinated on owing to drinking much milk?
What does a Hottentot woman do when twins are born?
Does not kill them, nor one of them. This is always denied.
May a Hottentot who has not been initiated not come in the company of men, or eat with them, not even with his father? Answer: No he may not.
Is "kut sire" such an obscene word that a man has to be "andersmaak" because of it?
How is the andersmaak called and how do they do it? Do they make a hut in the middle with greenery and flowers?
Do the women. receive nothing but the gravy during the slaughtering ceremonies? What did the Hottentots smoke before they knew about tobacco and dagga?
Are Grevenbroek's notes at the Secretariat?
[MS.107/6/1/14]
Do they make buchu from the flower or the leaves? If a certain type of beetle settles on a man or woman is it then declared holy and killed? Does a Hottentot smear himself with sand and does he throw water over himself before going through a river? |
From the leaves and the red buchu is made from the rotten wood of the
camelthorn tree. Only buchu is strewn over it but it is not killed. Answer: Have no knowledge of this. |
[MS.107/6/2/1]
Moetjoana ["Bitjoana" deleted -eds.] is what those Caffers whom the Hottentots call Briquas call themselves. Karoemana is the name of the river. It flows in to the sea beyond the Namaquas. When it is full it is densely populated by Caffers.
Toenecoe and Briquas live together. The servants of Pinar have noticed amongst other rhinoceros, one with only a single horn, but so situated that the other had been pushed off.
Bartered from a Hottentot a sort of sunshade made of ostrich feathers, on top was the tail of a jackal.
N.B. industry.
The women here use it a lot for their children when they carry them on the back. Formerly the Briquas had only shields and assegais, but now they also have acquired bows, because of the Hottentots.
The Briquas receive from the Cabeticoe or qua their iron and copper; in exchange for skins and cattle. There are also further Briquas: the say they smelt it out of the stones, but that I do not believe. They also say that the iron and copper ore are found together. Afterwards they also showed the iron ore, and iron staves. Matjouncoe, Macarigari are kraals further away.
Masipa. T'oenoep is the name of the kauwaup of the Coraquas - he is called after his mother, and is the uncle of Ńaba Ńoe. Hamma, gamma Toeroebeep is here the kauwaup of the Geissiqua. This is also from the mother or family name.
Keina noenanóe was the second kauwaup of the Ogoqua
Black cloud, puff-adder as Naba Noe told me in the morning. He was the greatest because he was kauwaup of the forefathers, but now was poor, so that Ńaba Ńoe had the most say.
Having asked them where their ancestors had come from, they said from the Dutch people. This surely was a compliment.
The Ogoqua had all kinds of tales full of fables, about the Dutch; amongst others they have oxen with the horns pointing to the earth. The other name for Wilhelminaas river is Quincaap. And Plettenberg's river Koekauwp. At Noe Gharie araap eis there is Coraqua kraal. When they want to say "far" they leave out the word noe.
[MS.107/6/2/3]
Moetjana language
li tsatisi the sun
keiri the moon
[MS.107/6/2/2]
The Story of the Namacqua and the Bushman
In the beginning there were two brothers, the elder with poor sight. The Bushman or younger one found a hole in the ground from which many cattle came forth daily. He told the Namacqua and they plugged it with bushes so that the calves remained inside. At nightfall the cows and bulls returned and they made a fire. Then the younger one said all the fiery-eyed cattle are mine. The eldest said the black eyes are mine. In the morning the Namacqua said take your fiery eyes, but, since it was then daytime, the "fire" had deceived him. He walked away and from that time became Bush man. the Namacqua retaining the cattle.
Names of the moons
small eland | ťoa Ćanni | is called December |
large eland | ḱei ḱani | - January |
twisted ears | óa keip | - February |
star death | óng o | - March |
broad green (is rain time) | ȟo'ang, haup | - April |
pale moon | gȟei ḱhaas | - May |
black moon | noe ḱhaas | - June |
red bone (or leg) | torro noeseep | - July |
crooked fire | ghamman eiseep | - August |
chewing wood | gkhei hei saap | - September |
(could not translate this) | kgui tsauw | - October |
speckled ears | oow keiseep | - November |
First moon – begin counting and counted backwards
Names of the Great Namaquas kraals – their ancestors sometimes excised one of the testes. Argued about a tiger skin.
Caminoekwas of these the first are the Einiquas approximately from the bath up to the big river. Oebeep captain. Now in ten craals, but small.
Haam eiquas or karre kei keup, around the Haam river. This rivulet comes out of the Namac
Okeis is the correct name. They are the so-called milk drinkers. Stay in the hut for a year, but also out to grow strong.
Do not know of any mountain Comma are not called Comennacquas and Cabobequa meaning veldschoen people. Craals of Carmop the others have strong craals.
Korikambils is the nick-name. These are also called the Kei or Great namacquas because they are stronger than the Caminoekwas
Kai kouw Large ("grote") kouw
Kauwmaap kameep captain or khauwaup lie near the Fish River
Along the Brisees Valley lie Kouw danna seep.
Seima and Nairoop still live and are rich.
Damra or Damraqua and Gauw damra also (lie behind the Kouw) black. Saun Damra red. Lie behind the Damra.
Quoik oro cannibals (also black) the Damra trade their old people to them, whom they then fatten. lie behind Sau damra.
Goemees craal. Course from the wood north by east.
captain is Enseep.
ám, òaas (have no quaggas) | koaries | white wild horse, a type of quagga (cries almost the same) | striped wild horse |
[MS.107/6/2/4]
aap is flute. They make them out of the root of the thorn tree, the bark. They plug it with a plug of chewed thorn tree bark which they push higher or lower according to the song, to change the tone, wetting the flute with milk.
The Namaquas have learnt, they say, their flute dances from the Damras or Damraquas. Sometimes they have thirty flutes and one, as lead-singer, gives a few words of a song, now and then, and taps first with the feet similar to their round dance.
Then they all start and spend a long time with their type of playing.
names of the flutes | àronamaap | the starting flute, small flute |
ćar namenomaab | somewhat larger flute small plaited flute | |
ćar gamona namas, | small curved flute n.b. not curved, however | |
ćar goeinamaas, | cannot translate this | |
all other flutes again similar names | kai, ćaroep, | somewhat larger flute |
kai namies. | medium larger | |
kai namies. | medium larger | |
kai ganaas | large curved n.b. not curved | |
kai goeis. | don't know how to translate this | |
they improvise many of their songs on anything that enters their mind. But much about the women. They are not possessive, as long as they get something for it. | arous kaus. | nor this |
kai noemeep. | nor this | |
noekaas keis, | large black flute being the largest and indeed 5 feet long and one and a half inches in diameter. He (the leader) went around all the other blowers ("woodwinds") but played in time as well. just like a sort of bassoon. |