Notes on animals
transcription
[L.C. Rookmaaker's transcription of Gordon's 'Notes on animals', Brenthurst Library MS 107/11.
[This transcription is copied from Kees Rookmaaker's thesis (Rookmaaker, 1979) and has not been checked against the manuscript. Rookmaaker's sequence does not follow the order in which this fascicule of 35 items is arranged in the Brenthurst Library. That arrangement is followed in the scans of this manuscipt, which can be found here among the Untranscribed manuscripts]
[Editorial interventions are those of Kees Rookmaaker.]
1. [Vogels]
Reflexie. Indien de menschen op de eilanden in de zuidzee, schoon so ver vaneen, door haare taal in Cooks reise, worden getraceert van de Maleijers af te komen en dus als de Pheniciers door eene uitgestrekte zeevaart. hoe komen tog de Vogels, van welke veele soorten, die wij weten dat op die eilanden gemeen zijn, en dewelke soorten diergelijke distantien nooyt overvliegen of kunnen overvliegen, op die eilanden.
2. [Algemeen]
Namen der viervoetige dieren van het zuidelijk africa.
beide horens | cameelpaard hippopotamus, rhinoceros, oliphant, ijservarken bosvarken geen incisiven wild varken incisiven aardvarken zijnde een miereneter sogenaamde wolven |
twe soorten |
hyaenas een ruig en swart de ander glad ros en bruin gevlakt |
eenhoevigen: | zebra, wilt paart van de Caap |
coagga, wilde esel sogenaamt | |
en koei en bul horens: | de buffel |
sogenaamde eland | |
sogenaamd hartebeest de bubalis | |
de ram alleen horens: | coedoe, rhebok, rietrebok, rode rebok, oerebi, steenbok, duiker, bleekbok, grijsbok, slipspringer, bosbok, numgotje [=] kleine blauwbokje. |
beiden horens: | sogenaamde gemsbok, blaauwbok, springbok, noe |
beide horens | cameelpaard |
hippopotamus, rhinoceros, oliphant, ijservarken | |
bosvarken geen incisiven | |
wild varken incisiven | |
aardvarken zijnde een miereneter | |
sogenaamde wolven | |
twe soorten | hyaenas een ruig en swart de andere glad ros en bruik gevlekt |
de jakhals, onse vos byna.
de wilde hond, mogelijk de Indische jakhals lopende bij dag
otter, de leeuw, panter, once, verscheide soorten muishonden of ichneumons, tijgerboschkat en andere wilde katten, rode kat [=] courak koulak, baviaan, grijse aap, rotten en muisen, springhaas of gerbo, gratje twe soorten, 4 soorten mollen, leguaan, cameleon, en soorten hagedissen. 4 soort kleine een grote landschild-padden, 1 soort water schildpadden.
3. [Blinde mol]
de blinde mol krijgt drie ook wel vier jongen. telen dikwils in het jaar dewijl men dikwils jonge mollen vind. hij leeft alleen van wurmpjes en insecten. dog werp de bollen om.
{hij vergadert geen provisie voor de winter, maakt sijn best van blaren en van wort eltjes. houden van geen [?nat]. wekt bij nagt, even in de morgen en in den avond en selfden bij dag, als een ander viervoetig dier.}
4. [Blinde mol]
Caracteristique trekken der Caapse blinde mol.
breed van kop en lijf en platter als rond, de voorpoten schoon de schouders na agteren staan met de hand en nagels so ver na vooren dat bijna onder de witte vlakken, daar de oogten moesten sijn, komen.
Sijn dan naturelijk geplooyt, daar digt byeen, hij heeft grote distantie tussen voor en agterpoten, is lang van lijf hetgeen sig bij de agterpoten schielijk en seer krom eindigt sodat men het stopmpje staards hetgeen men niet sien kan, bijna tussen de agterpoten voeldt. ik geloof niet dat hij oogen heeft. sijn vierde klaauwtje aan de voorpoten is met een loupe duidelyk te sien, selfs de bloedaderen in het hoornige deel, soals in de grote nagels, het is ook eeven als die klaauwen seer beweegbaar. van boven lang als van onderen evenals een nagel.
5. [Blesmol]
de blesmol doet meer schade, vreet alle de wortels selfs van een heele akker weg.
blombollen pieterselie wortels prei, uijen, rapen etc. makende er dikwils grote magazijnen van. is een lekker eten opde rooster gebraden met peper en sout.
werkt meest 's morgens en s'avons, houd sijn gat meest gesloten en diep onder de grond, maakt sijn nest twe dri en vier voet onder de grond, van droog gras en kweek, byt het eer te stakken.
6. [Stekelvarken]
als een ijservarken speelt, ligt het wijfje alle de pennen na vooren en steekt haar lijf agter uyt ook de staart voor over om haar mannetje niet te kwetsen, dan springt het mannetje erop en dus kunnen de pennen hem niet kwetsen.
7. [Aardvarken]
ik heb het aardvarken geen geluid horen geven.
8. [Aardvarken]
Caapse miereneter swarte nagels en kan met syn klaauwen of nagels niet [? vasthouden]. kan niet op bomen klimmen als den americaansen miereneter tamanoir. {is lekker wilt. wat geluid maakt hij? Schabord te vragen.}
n: b: de tamanoir krijgt maar een jong. eet niet als bij dag den onsen niet als s'nagts. heeft ook geen tanden. den kleinen miereneter americaans eet s'nagts. Pag.79 vol X word gesegt duidelyk dat in den kleinen fourmillier gene tanden in de kaken sijn nog gene tekenen van alveoles.
9. [Aardvarken]
[Not by Gordon:] Beschryvinge van een Africaansche Mieren Eeter of zogenaamd Aardvarken [een wijfje] gevangen bij de Tijgerberg vier uuren van Cabo de Goede Hoop in de Maand November 1783.
[5 pp. and 5 pp. idem, copy]
10. [Stinkbunsem]
den stinkbunsem leeft van slangen hagedissen sprinkhanen muisen en rotten etc. doed veel schade aan het hoenderhok is seer kwaadaardig en stelt sich ter weer X. nb. een kat vangt hier selfs kleine slangen en hagedissen en sprinkhanen.
X en in postuur met kromme rug, hairen en staart omhoog. stinkt dan seer sterk en is seer taay van leven. {en willen er de honden door de stank en sijn bijten niet wel aan.} hij kan niet op de boomen klimmen maar houd sig in de klippen op dog graaft niet in de grond.
11. [Stinkbunsem]
[Not by Gordon:] Beschrijving van een gestreepte Caapsche Stink Bunsem. [4 pp.]
[in margin, by Gordon, 1st page:]
sijnde een Viverra geclasseert. NB. Dit dier schijnt mij toe de Zorille van de Heer Buffon vol.xiii plaat xlii, te sijn, en sou na Sparmans seggen ook in America gevonden worden, en dus het gevoelen van Buffon, dat er geene dieren van de zuiderdelen van het oude continent in het nieuwe continent gevonden wierden, omverstoten.
[het geen nog te bewijzen is of het wel deselve dieren sijn, en of se reëel uit America gekomen sijn.]
12. [Ratel]
[Not by Gordon] Beschrijving van een gestreepte Caabse Ratel. [3 pp.]
13. [Muskeljaatkat]
een muskeljaatkat viverra genetta houd in boscagies en weinig in klipstenen. doed het meeste schade aan het hoenderhok, doordien hij een kat is en overal beter bij klimt, eet ook slangen hagedissen rotten muisen etc.
dan de kleine muishond
dan de grotemuishond, of graauwe muishond.
14. [Wilde kat]
[Not by Gordon:] Beschrijving Van een Caabse wilde kat [een mannetje zijnde]. [2 pp.]
15. [Hyena]
lengte van de knie tot de hiel | 0 | - | 9 | - | ¾ |
omtrek van de bul bij het lijf | 1 | - | 3 | - | ½ |
lengte van de hals [?] tot het eind der nagels | 0 | - | 9 | - | ¾ |
omtrek van het been om de hielen | 0 | - | 8 | - | 0 |
omtrek tussen de hiel en voet | 0 | - | 5 | - | ½ |
dus het agterbeen hier dunder als het voorbeen | |||||
het agter spoor met de nagel | 0 | - | 3 | - | 0 |
- | - | ||||
dus een half duim korter als het voorspoor | |||||
breete van de voorvoet | 0 | - | 3 | - | 0 |
breete van agter voet | 0 | - | 3 | - | ½ |
lengte van zijn langste knevel hair | 0 | - | 3 | - | ¼ |
langste hair van zijn maanen | 0 | - | 6 | - | 0 |
zijne soort van manen is iets als die van een mannetjes leeuw.
omtrent de plaats is zeer zagt haarig met rosagtige gele langwerpige vlakken op een grijse grond. doorgaans - 6 - 0 lang,
dog deselve is nergens schielijk afgaande, dog begint en verliest zig van langsaamerhand, op de schoft de langste zijnde.
zij continueert eigentlijk tot midden op den rug waarna zeer sterk gemarkeerde grote en kleine swarte vlakken beginnen tot langs de voor poten, daar zij klein zijnde ineen lopen en als donkere bandes die horisontaal zijn formeren, dog op het gat en tot de knie duidelijk gevlakt zijn.
op de rug wat meer naar de staart waren sijn [zij!] regelmatig genoeg genoeg aan weerszijden egaal als eerst, boven twe grote swarten ovaal 0 - 2 - ½ langste diam. drie duim van een. waarna vier kleinder van 1 - ½ ovaal, een vierkant formerende, twe op de staart formeerden omtrent een ring dog waaren vlakken en geen ring.midden op de rug was de maan het rosagtigst. ook agter de ooren en midden tussen beiden daar van, als met een rosse streep, tot dat midden des rugs lopende.
de groote distantie tussen de staart en zijn zak en anus is zeer remarkabel. ook zijne grote neusgaten en half hairige oren van binnen ook glad dog, anders dik vel genoeg. de staert is eer plat rond als rond van onder. eerst ligt bruin met grijs tot omtrent de helft, dan sterk swart met hardagtig swart los haar. zijnde de helft daar het grijs is na boven als al het hair lagt. op de voeten en poignet ook hard strubbig haar. de pluim en pol van de staart als een dikke staart so hard.
[p.ii]
rijnlands | |||||
lengte van de Hyena van de top des | |||||
des snuits tot aan den anus | 3 | - | 7 | - | ½ |
des staarts hair en al | 1 | - | 2 | - | 0 |
daarvan is onderaan de swarte top | - | 0 | - | ½ | |
lengte van de snuit tot daar het hooftbeen eindigt | 0 | - | 11 | - | 0 |
omtrek van de snuit vooraan | - | 6 | - | ½ | |
omtrek des snuits onder de ogen | - | 15 | - | 0 | |
omtrek van den muil toe sijnde | - | 9 | - | ½ | |
tussen de 2 neusgaten op sijn smalste plaats | - | 0 | - | ½ | |
van de snuit tot de voorste hoek des ooglits | 0 | - | 4 | - | 0 |
van de hoek des oogs tot het andere hoek | 1 | - | ½ | ||
de binnenste hoeken des oogs, grootste diameter | 1 | - | ¼ | ||
des oogappels die swart is | 0 | - | ¾ | ||
van de buitenste hoek des oogs tot het oor | 0 | - | 4 |
- | 0 |
van de voor ste hoeken des oogs volgens de chanfrein | |||||
die omtrent plat of heel weinig gebogen is | 0 | - | 4 | - | ¾ |
sonder de chanfrein te volgen | 0 | - | 2 | - | ½ |
omtrek van de kop tussen oog en oor | 1 | - | 6 | - | ½ |
lengte van de ooren | 0 | - | 3 | - | ½ |
breete van de ooren bij de basis | |||||
volgende de buitenste kromte | 0 | - | 5 | - | 0 |
distantie tussen de twe ooren van vooren | 0 | - | 5 | - | ¾ |
midden tussen de ooren | 0 | - | 4 | - | ¾ |
lengte van sijn nek op de rugsijde | 0 | - | 8 | - | 0 |
dikte van sijn nek, het lange haar nedergedrukt | 1 | - | 6 | - | 0 |
omtrek agter de voorpoten | 2 | - | 6 | - | ¾ |
voor de agterpoten | 2 | - | 4 | - | 0 |
op de dikste plaats of in het midden | 2 | - | 9 | - | ½ |
omtrek des staarts bij de rug | 4 | - | ¼ | ||
distantie van onder de staart tot daar de opening | |||||
begint dit is kaal en gladhaarig | 0 | - | 2 | - | 0 |
hoogte van voren bij het blad of trein de devant | 2 | - | 4 | - | 0 |
van agteren lopende zijn rug agter lager af | 2 | - | 2 | - | ¾ |
makende zijn geramasseert lighaam een boot iets als een varken het geen door zijne soort van maanen nog meer vertoont. | - | - | |||
natuurlijk hangende, zijn penis van den buik tot aan de glans | 0 | - | 2 | - | ⅛ |
gans kale donker bruin, omtrent als van een baviaan | |||||
gansch los hangende kunnende men de prepuce geheel | |||||
overstropen als van een mensch, de glans was rimpelig. | |||||
de glans | 0 | - | 0 | - | ¾ |
natuurlijk hangende was hij half ontbloot. | |||||
circumferentie bij de basis | 0 | - | 3 | - | ½ |
bij de prepuce | 0 | - | 2 | - | ½ |
distantie van de penis tot het midden daar het scrotum zou zijn | 0 | - | 3 | - | ½ |
zijnde nogtans de penis iets meer geinclineert voorwaarde te hangen als wel van een mensch, doordien het vel na de kant van de saadballen relaxer is van de penis.
16. [Hyena]
daar de scrotum is zou men bedrogen worden, doordien het vel maar een weinig lax is, dog het word getoond door enig kort dik haar zijnde de rest rondsom kaal bruin vel uitgenomen een weinig grijs aan weersijden onder de basis van de penis. men sou denken dat hij geen scrotum nog testicules had so men sijn beenen zamen doende niet zag dat die hairige plaats een zoort van zakje in 't midden door een naad gescheiden formeerde. kunnende men niet als na nauwkeurig voelen tegen het lijf zittende twe balletjes niet grooter als een kleine mussen er voelen.
distantie tusschen den anus en die witte hairige laxe vel
plaats of scrotum | 0 | - | 1 | - | ½ |
heb maar vier tepel gevonden. de twe naar de penis de grootsten, dog nog zeer klein. zij maakten een regt vierkant van ieder sijde 0 - 4 - 0.
waar de penis midden onder een duim lager als de onderste twe geplaatst waren.
tussen de voornoemde scrotum en de basis des penis was de buik als plat formerende een kaal bruin plat vierkant twe duim en een half lang en 2 - ¼ breed voelende men aan weerszijden als een byfurcatie.
den aars en zak is wel door daubenton beschreven als alleen dat de anus als het dier op zijn rug legt en men bij de staart staat een ovaal direct boven de horizontale leggende opening des zaks vertoond groter als in de plaat van daubenton. in de zak die diep is - 1 - ⅛ was aller stinkens ... [?] butineus vogt [?].
die zak steekst iets verder uit dog weinig als den aars zijnde breeder - 1 - ¼.
zijn onderlijf van tussen de voorpoten in met dun hairig zagt donkerbruin hair beset met enig grijs gemengt en iets kaler regt midden onder het lijf mogelijk van het liggen of kruipen omtrent de teeldelen en in de liesen en voorpoten omtrent gansch kaal.
ieder flank is rijkelijk met lang zagt meer wit grijs, als donkerbruin hair beset, zodat het als geappelt als enige paarden gelijk dog meer grijs wit is.
het hair onder het lijf | - | 4 | - | 0 | |
en de flanken | 0 | - | 4 | - | ¼ |
de vierpoten zijn van het eerste gewrigt of poignet donker of liever swart bruin, en de hele poten dikhairig en niet glad als in buffon.
lengte van de staart zonder hair | 0 | - | 9 | - | ½ |
op de schouder van de voorpoten is het dat de vlakken als strepen maken dog de agterpoten en lijf is duidelijk met vlakken die sonder ogen swart zijn. de helft van de staart is grijs niet so lang hair.
langste hair in de staart die tot op de helf[t] swart is en als het end eens leeuwestaart is als een pluim of kwast 0 - 6 - ½
onder den hals swart bruin en grijs lang hair als het andere. | |||||
lengte van de schouder tot den elleboog | 0 | - | 10 | - | ¼ |
van den elleboog tot de buiging van de poignet | 0 | - | 10 | - | 0 |
van de poignet tot het end der nagels | 0 | - | 7 | - | ¾ |
omtrek van de voorarm digt bij het lijf | 1 | - | 9 | - | 0 |
onder den elleboog | 0 | - | 10 | - | 0 |
tussen den elleboog en poinet | 0 | - | 6 | - | ¾ |
op het gewrigt des poignet | 0 | - | 7 | - | 0 |
lengte van zijn spoor of voet tot de nagel | 0 | - | 3 | - | ½ |
nota zijn voorpoten van onderen zijn rosagtiger bruin als de agtersten |
{men kon de vulva uittrekken dan zag men de grote gerimpel.}
d. | |||||
0 | - | ½ | distantie tussen den anus en vulva | ||
2 | - | ½ | tussen staart en sakje die meer inwendig als uitwendig was | ||
1 | - |
¾ | lengte van de vulva die een kaal rond om zig heeft en ook geen haar heeft. | ||
3 | - | 0 | diameter van die kaale plek | ||
1 | - | ¼ | lengte van een der twe tetten [?] van de basis, daar in was melk | ||
4 | - | 9 | - | ¾ | lengte van neus tot staart, gestrekt gemeten |
1 | - | 3 | - | 0 | lengte van de staart. |
{piet snaak} | |||||
2 | - | 1 | - | 0 | dikte van den hals |
2 | - | 4 | - | 0 | hoogte van vooren |
2 | - | 2 | - | ½ | hoogte van agteren dog het midden van de rug is hooger en bol |
1 | - | 3 | - | 0 | omtrek onder de oogen |
1 | - | 10 | - | ½ | bij de snuit |
1 | - | 1 | - | 0 | lengte van de kop tot agterbeen |
0 | - | 4 | - | ½ | distantie van neus tot hoek van 't oog |
0 | - | 4 | - | ½ | van oog tot oor |
0 | - | 1 | - | ¼ | distantie van de hoeken des oogs |
1 | - | iets minder binnenste opening | |||
0 | - | 3 | - | ½ | tussen de ogen volgende de chauffrein de hoek na de neus |
0 | - | 2 | - | ¾ | in regte lijn tot de agterste hoeken |
0 | - | 6 | - | 0 | volgens de chaufrein |
0 | - | 5 | - | ¾ | midden tussen de ooren op de kop |
0 | - | 4 | - | 0 | lengte van de oren die bovenaan dun en kaalagtig zijn |
0 | - | 5 | - | ¼ | omtrek de ooren bij de basis tot de binnenste opening lijkende na een verkens oor ook van haair |
0 | - | 1 | - | en linie | de slagtanden |
0 | - | 9 | - | ¼ | lengte van den hals die omtrent even dik is |
3 | - | 10 | - | 0 | dikte midden om het lijf |
3 | - | 3 | - | ½ | voor de agterpoten |
3 | - | 4 | - | ½ | agter de voorpoten |
0 | - | 11 | - | ½ | van de elleboog tot de poignet |
11 | - | ¼ | van de schouder tot elleboog | ||
8 | - | ¼ | van de poignet tot de tip des nagels | ||
3 | - | ¾ | lengte van het spoor voorspoor | ||
3 | - | ½ | breete van de poot bij de metacarp | ||
6 | - | 0 | omtrek tussen de poignet en carp | ||
4 | - | ¼ | distantie tussen het midden der tepels die twe in getal zijn | ||
0 | - | 4 | - | 0 | lengte van de ler [?] die uit de opening van de vulva |
2 | - | ½ | getrokken zijnde een opening twe en een half na onder van de top formeert | ||
3 | - | 0 | omtrek van die gerimpelde buis bij een gefronst veel na een roede gelijkt. die zegt men uit te hangen dog eer hem uit trok was hij binnen dog het dier was geksoelen [?] | ||
0 | - | 9 | - | 0 | omtrek tussen elleboog en poignet |
1 | - | 3 | - | ½ | omtrek digt aan het lijf bijde schouder |
0 | - | 11 | - | 0 | van knie tot hiel |
0 | - | 9 | - | ¾ | van hiel tot top des teensnagels |
3 | - | ½ | lengte van het spoor | ||
0 | - | 3 | - | 0 | breete van de voet |
0 | - | 4 | - | 0 | omtrek van de tepel bij de basis |
0 | - | 2 | - | 0 | midden des tepels daar hij vleekleur word |
9 | - | ¼ | omtrek tussen de knie en hiel | ||
5 | - | ½ | omtrek tussen hiel en voet |
hij is een wijfje. heeft van onder de keel tot agter de voorpoten wit grijs kort haair aan weerszijden den hals met rosse vlakken bezet tot aan de voorpoten, onder het lijf twe banden kort bruin vol hair met swarte kleine vlakken ¾ diameter, die tot de tepels voortgingen. de flanken langer grijs ook enigszins gevlak dog was over het geheel korthairiger als het mannetje.
distantie van de basis der tepels tot de opening der vulva een en ¼ duim.
bovenste breete van de swartagtige kale plek die en mantje en wijfje hebben tussen aars en teeldele 0 - 4 - ¼ onder van die plek 0 - 3 - 0 lengte 0 - 4 - ¼. hij is regulierder gevlakt en voornamentlijk zijn poten volkomen gevlakt zodat zij geen banden formeren op zijn knie en voet bostelige swart hair.
de vlakken agter op zijn rug zijn ook als in het mannetje groter, zijn maanen zijn korter en rosser als het mannetje. en de poten niet zo zwart, zijn tanden wit en alle gaaf en agter en voor regulier, tot aan de poignet gevlakt swart ¾ diameter agter de poignetten. swarter als de voorsten. de staart is gevlakt tot 2 - ½ duim van booven dan grijs en iets enigsing [?] & swemende na vlammen tot op zes duim en een half daar hij met swarte pluis eindigt. zijnde dit swart niet zo lang als het [? mannetje]. de distantie tussen de staart en zakje is als in het mannetje.
18. [Strandwolf]
hij ws seer ruig grijs lang haar de helft na boven, swart, het lange hair begint bij de voorpoten die veel groter als de agterpoten sijn en continueert langer wordende tot de staart uit, de kop was swart grijsagtig korthairig. de hals iets langer hair ros grijs, het formaat van de kop was als een hyaena dog kleinder, ook de ogen stonden als dat beest, de voorpoten waren gestreept van de poignet tot onderen gestreept als de hyaena van buffon, de agterpoten enigsins gestreept dog donker en donfuus, de aas vogel had hem bijna het binnenste buiten getrokken en veel geschonden so dat nog over sexe nog sakje kon bekennen. had vier klaauwen voor en vier agter, sij noemen hem hier weer, of strandwolf. denke dat hij een varieteit der hyaena is, hiet hier doe of kor, hiet hij hiet dog de andere Caapse hieten hen thoekà.
[Hand A:] Längte 3 Voet en 8 duim van de Schnut tot begin van de staert
längte van de start is 11. duim
längte van sijn hair 8 duim ¾ op de rüge
Hogte van vooren 22 duim
Längte van de kop is 10. duim
dikte van de schnut onder de oogen 12 duim.
had ses snijtanden, twe caninen, agt kiesen in de onderkaak lijkende tussen een hond en een luipaart.
vier incisiven boven van de grote van de ondersten en twe slag- caninen tanden iets kleinder als de ondersten waar agter op de distantie van nog twe slagtanden een half duim spatie tussen beiden, waarin de ondersten sloten, dan twe kleine puntige kisen, dan twe ordinaire groten en agter eene seer grote veel groter als de agterste, in drieën gedeelt met twe punten na binnen, dus 16 onder en 16 boven, de agterste kiesen sloten over de onderste, tot bijna vooraan op dat kleine punt.
19. [Olifant]
Oliphanten van twe jaar soals een kenders versekering. kleinste kakebeen was van een jonge bul ses voet hoog bij de schoft. de tanden 21 duim buiten en 13 binnen de kast. des tands omtrek bij de kast 7 duim.
t' grootste kakebeen was van een koei 9 voet hoog bij de schoft, ook niet volwassen, de tanden 25 duim uit en 14 duim binnen in de kast.
des tanden omtrek bij de kast 9 duim.
dog den oliphant copuleert even als een koei. of ander viervoetig dier, en jaagt ook eerst de koei dog die knielt voor over.
de koei ws na gedagten dog niet so seker 5 of 6 Jaar. sijn beide die linker onder en bovenkaak. dat agter in de kast sit is week en met stukswijse en is droog wordende eruit gevallen. onse boeren en hottentotten seggen dat als de kleine voorkiesen vooruitgroeien dan afslijten en de agterste die weer vooruit stooten en vervullen en dan uit de kast komende hard word en aan een groeit en andere week blijft. ik geloof dit niet.
dùs sou een oliphant twe kiesen in ieder kaak hebben buiten de kas en sitten er weken en onvolmaakten so onder als boven agter in de kas, en wel in ieder een of wel stuksgewijse, sonder dat men seggen kan dat het een heele kies is.
een oliphant word door onse lieden gesupponeert dat circa 400 jaar oud kan worden,als hij oud word hij klein schurft en lelik en de holligheid in sijne lange tanden defenses groeid toe. dus is die dan veel massiver. in jonge oliphanten is die holligheid [in de cas n.b.] veel groter. speeltijd is in augustus en september en de kalvers komen ook in die tijd. dus moeten circa een Jaar dragen, krijgen maar een jong. ik hoor van ieder dat een oliphant maar een jaar draagt omdat de kalvers als sij een jaar oud sijn, evenwel bij de koei blijft sodat er somtijds drie calvers, dan even een jaar ouder als den anderen bij eene koei blijven lopen. en de hottentotten seggen hieron dat sij kunnen sien dat hij maar een jaar draagt.
hij speelt als een bul en koei. dog de koei maakt sig laag van vooren. de bul keert eerst een koei uit de trop en jaagt die wat op sijde, sonder so extra delicaat te sijn om sulks voor sijne cameraten te willen bedekken.
de tand der grote kaak is 4 v 3 d: lang volgens de kromte, en 2 v 2 d hol van binnen dus iets over de hele lengte, dog die holte werd van langsamerhand minder, sodat sijn diameter onder maar circa een duim is. den omtrek der tand bij de basis was i v: 6½ duim rijnlands. de tand buiten de kas 2 voet 9 duim, 1 voet 6 binnen.
20. [Olifant]
[first 4-5 lines illegible]
de Oliphanten als sij stok oud worden maar eene kies in ieder kaak behouden, dewijl het voorste wegslijt en het agterste vooruitgroeid. No.1 is de onder en bovenkies van de linkersij. van het oude dier sijnde. de grootste de bovenkies, en met set [?] de spitse punten na voren. {of het geen een koei was van circa elf of twaalf voet hoogte.}
de slagtanden van dese dood gevondene koei waren geheel solide, dog daar sij vast sitten, alleen maar vier duim holte na binnen. daar een jonge oliphant in sijne kragt de holte wel circa anderhalf voet heeft. lengte van die slagtanden 3 voet Rijnl: en 2 duimen omtrek. op sijn dikste 9½ duim.
No.2 is de kop van een Oliphants bullekalf van circa vier maanden.
de oliphantskalveren so als de bastert hottentot Paul van Josua Engelbregt segt dikwijls selfs gesien te hebben, suigt met sijn slurp en als hij die volgesogen heeft brengt hij dien in sijn mond.
hij seide op mijn vraag of sij niet met den muil sogen en dat mij sulks door Ceilonnesen verhaald was, dit hij sulks ook te dikwijls het tegendeel gesien had, en vroeg mij hoe een klein dier als een jonge oliphant was so hoog bij de pram van sijn moeder sou komen.
21. [Olifant]
de koey steek eene tand in de gront.
in de compulatie knielt de oliphants koey.
de bul haalt eerst met sijn slurp haar vrouwelijkheid na agter, dan set sijn lijf leunend op haar. sonder sijn voorpoten van de grond te houden.
copulatie der Oliphant.
22. [Neushoorn]
[?] Rhinoceros bul.
lengte van de penis uitgetrokken tot de schede | 2 | - | 1 | - | 0 |
tot aan het lijf | 2 | - | 3 | - | 0 |
{de punt is een en een half duim binnen in een ander vel sterk als een bloem} {de observatie moet sijn soals eerst, geen scrotum}
heeft twe vlesige vleugels op 1 duim distantie van voren na [...?] van een veder een halve maan van 2¾ diameter, sluiten tegen [...?] de penis gaat daar als iets krom. drie klaauwen met hoornige hoeven als een zeekoey. zij zijn langer of breder, de hoeven ook wat hol, ook een zool iets los.
tussen penis en navel | 0 | - | 10 | - | 0 |
tussen borst en navel | 3 | - | 2 | - | ¼ |
hoogte van de midden der poignet tot de [hadder?] hoef | 1 | - | 3 | - | ½ |
vandaar tot het bovenste lit | 1 | - | 6 | - | ½ |
omtrek der agterpoot aan het lijf | 3 | - | 9 | - | ¾ |
[omtrek] om de hiel | 1 | - | 10 | - | 0 |
om het dunste | 1 | - | 4 | - | 0 |
dist: mid tussen de ogen en ooren | 0 | - | 10 | - | ½ |
brete der kop regte lijn agter het oog | 1 | - | 4 | - | 0 |
van het oog na onder | 0 | - | 10 | - | 0 |
na boven | 0 | - | 6 | - | 0 |
omtrek der kop tussen de hoorn | 3 | - | 6 | - | ¼ |
tussen oog en oor | 4 | - | 6 | - | ½ |
agter de oren | 5 | - | 0 | - | ½ |
voor de voorpoten | 7 | - | 4 | - | ¾ |
midden om zijn dikke nek | 6 | - | 6 | - | ¾ |
agter de voorpoten | 8 | - | 5 | - | ¾ |
midden om het lijf | 9 | - | 9 | - | 0 |
voor de agterpoten | 7 | - | 11 | - | 0 |
diepe vliesen lopende de buik diep en rond. | |||||
van anus tot midden der penis | 2 | - | 4 | - | 0 |
van de tepels tot onder de penisschede | 9 | er | en | ¼ |
leng ¾ [?]
de oogappel een linie minder als driequart. ligtblaauw en een donkerbruine rand om midden.
smalste diameter des oogs een half linie meer als een half duim.
als hij loopt, houd hij sijn staart veel als een bos-varken hoog.
brete en lengte der voorvoet | 0 | - | 9 | - | 0 |
lengte der agtervoet | 0 | - | 8 | - | ½ |
brete | 0 | - | 7 | - | ¾ |
de middelste hoef der voorvoet volgens ronte | 0 | - | 8 | - | ½ |
de brete van boven na onder | 0 | - | 2 | - | ¾ |
de buitenste | 0 | - | 5 | - | ½ |
brete | 0 | - | 3 | - | 0 |
de agterste het selfde. | |||||
brete van de borst van het midden der poten | 1 | - | 4 | - | ½ |
agteren van het midden der agterpoten | 1 | - | 5 | - | ½ |
hoogte van het lijf van de grond tussen de voorpoten | 2 | - | 2 | - | 0 |
tussen de agterpoten | 2 | - | 2 | - | [?] |
van het midden des een oog tot het andere over de kop | 0 | - | 10 | - | [?] |
omtrek der voorpoten aan het lijf | 3 | - | 6 | - | [3?] |
bij de poignet | 1 | - | 9 | - | [6?] |
onder het smalste | 1 | - | 6 | - | [0?] |
brete van agter bij de borst | 2 | - | 1 | - | [0?] |
bregte van agter regte lijn | 2 | - | 4 | - | [0?] |
hoogte van agteren regte lijn | 5 | - | ¼ | ||
volgens kromte | 6 | - | ½ | ||
hoogte van voren regte lijn | 4 | - | 4 | - | ½ |
volgens kromte | 5 | - | 10 | - | ½ |
der hoorn regte lijn | 0 | - | 7 | - | 0 |
brete der muil van voren regte lijn | 0 | - | 9 | - | 0 |
distantie tussen de oren | 0 | - | 11 | - | 0 |
omtrek langs de buitenste rand des oors | 2 | - | 0 | - | 0 |
langste diameter van het oor | 0 | - | 9 | - | |
geen haaren binnen in aan eeven | |||||
aan de voorste rand zagten eenig langwerpige smalle rimpels binnen | |||||
lengte van de onder lip waarover de bovenste een duim sluit | 6 1/[?] | ||||
omtrek der bovenmuil | 1 | - | 6 | - | 0 |
omtrek der ondermuil | 1 | - | 2 | - | ½ |
diameter der neusgaten | 0 | - | 2 | - | ½ |
distantie midden tussen de neusgaten | 0 | - | 5 | - | ½ |
- [Neushoorn]
voet | duim | ||||
lengte van het begin der bovenlip tot staart volgens ronte | 11 | - | ¼ | ||
dog tot de uitstekende bont | 11 | - | 4 | - | ¼ |
lengte der staart | 2 | - | 2½ | ||
der kop, regte lijn na boven< | 2 | - | 4½ | ||
de bovenlip is 2½ duim verder als de onderlip | |||||
distantie van het midden des oogs tot de rimpel des hals | 12 | ½ | |||
distantie van het midden des oogs tot vooraan de snuit | |||||
regte lijn | 10½ duim | ||||
distantie des voorste horens tot het puntje des bovenlips | 8½ duim | ||||
lengte der voorste hoorn regte lijn | 16 duim | ||||
des kleinsten | 8½ duim | ||||
distantie van vel tussen twe hoorns | ¾ duim | ||||
de voorste hoorns sit in ene kuil net met de onder [...] | |||||
brete der kop regte lijn net agter het oog | 16 duim | ||||
van het oog na onder | 10 duim | ||||
van het oog na boven | 5 duim | ||||
distantie midden tussen oog en oor | 10½ duim | ||||
langste diameter van het oor | 9 duim | ||||
lengte der neusgaten | 2½ | ||||
lengte der voorvoet 9 duim, der agtervoet 8½ duim, der agter 8½ | |||||
brete van de middelste hoef van boven na onder | 2¾ | ||||
des kleinste | 3 duim | ||||
de agterste hetselfde. | |||||
lengte van het hoogte van het lijf tussen de voorpoten van de gr[ond] | 2 voet | ||||
midden der poignet tot de grond | 1 voet | 2½ | |||
tussen de agterpoten | 2 voet | 2 duim | |||
hoogte van voren regte lijn< | 5 voet | 4½ | |||
van agteren | 5 voet | ¼ | |||
distantie tussen de oren | 11 duim | ||||
opening van het ooglidt | 1¼ duim | ||||
brete van de muil van voren | 9 duim | ||||
distantie tussen de neusgaten | [? | 0 | 8] |
24. [Neushoorn]
de lieden seggen dat hij weinig zien kan en best bij donker.
de Rhinoceros heeft zijn ogen 3 quart duim van binnen van zijn oogopening des ooglids 1¼ duim boven en onder eenige swarte hairtjes, onder weinig. een half duim lang, saten seer los.
een grote ronde plooy onder ieder oog een half duim diep. verscheidene andere plooyen {twe lijnen diep van zijn oren} swart haar 2 duim langste langs de bovenste helft, de buitenste rand even binnen en buiten de rand, iets borstelagtig, niet veel. op de staart veel, als de zeekoe, de langsten 2½ lang, ook swart borstelagtig. ook rondom een rand, als de zeekoey, weinig onder aan. zeer enkelde swarte 2 lijnen hairtjes hier en daar op het lijf, en de in alle directies lopende nerv streten [??] even ondiep als de zeekoei. men moet wel opletten anders ziet men de hairtjes niet. de couleur van het dier is ligt vaal als klei, dog wat muisvaaler na beneden. de nerfreten formeren meer rontjes, de zeekoey meer vierkantjes. op de ribben bij ieder zij heeft hij als de marques tussen ieder rib 2½ duim vaneen, het diepst en langst ½ duim. had bosluisen in de plooy die de dye maakt. {de ballen saten ook in vliesen onder het vel bijde liesen 5½ duim langste diam: 2½ smalste.}
de opening schamelheid iets van buiten als de zeekoey, dog de twe tepels 6 duim na boven en voren {van zijn schamelheid} der opening der penis die ook een vulva gelijkt.
dog 8 duim lang de kwab en tepels, na beneden formerende een driehoekige gedaante iets scherper als een regthoek. grote der tepels een duim van het midden der ene tepel tot het in der andere.
5½ duim op zijn middelste langste, drie duim uitstekende plooy voor ieder dye die op tegen de buik als sluit. scheid uit na de knie en lies, een plooy een ¾ diep in het begin der nek.
eene zoort van continuatie onder den hals dog niet diep, vier duim na agter. weer een dog die gaat van onder tot half den hals uitgenomen de horens di [...?]
muil en kop in den eersten opslag veel van een schildpad.
men kan de horens ieder apart iets verwaggelen dog weinig.
de voorste horen sit in een linie met de ondermuil. de agterste sit het agterste eind met de agterste hoek des oogs gelijk. de voorste sijde met de grootste rimpel cirkel op de nek de meeste.
de navel is toe als de zeekoey dog iets uitstekend en hard met een knobbel. de schamelheids driehoekige kwab loopt met een naad drie duim breed tot bij den anus. dog daar weinig. is tussen de agterbenen drie duim diep. kan geen ballen voelen. de kwab ook los en tussenin incarnaat kleur. een rond kuiltje boven midden voor de borst een duim diep.
lengte van begin der bovenlip tot begin der staart | 11 | - | 0 | - | ¼ |
dog de tot de uitstekende bout [?] | 0 | - | 4 | ||
lengte der staart | 2 | - | 2 | - | ½ |
de staart is rond boven op iets plat als de zeekoey, in den midden rond, ook een naad van onder.
onder horisontaal perpend plat omtrent plat als de zeekoey | 0 | - | 8 | - | 0 |
omtrek der staart bij den anus die als een zeekoey is | 0 | - | 11 | - | 0 |
stekel swarte haairtjes in den midden | 0 | - | 5 | - | 0 |
enige haairtjes voor onder aan de kop en bij de horens | 0 | - | 3 | - | ½ |
breete der staart onderaan | 0 | - | 1 | - | 0 |
smalte | 0 | - | 0 | - | ½ |
de haairtjes sitten niet in kokertjes.
lengte der kop regte lijn, om de horens wille | 2 | - | 4 | - | ½ |
de bovenlip is na de regte lijn verder uit als de onderlip | 0 | - | 2½ | ||
maar tien plooyen op de ribben die aghter het blad | 0 | - | 0 | - | ¾ |
distantie van het midden des oogs tot de muil regte lijn | 0 | - | 10½ | ||
van het midden des oogs tot de rimpel des hals | 1 | - | 0 | - | ½ |
lengte der voorste hoorn regte lijn | 1 | - | 4 | - | 0 |
volgens rondte | 1 | - | 5 | - | ½ |
der kleinste | 0 | - | 8 | - | ¼ |
omtrek des grootste horens, bij de basis | 2 | - | 1 | - | ½ |
in den midden | 0 | - | 11 | - | 0 |
des kleinsten | 1 | - | 6 | - | ½ |
in den midden des kleinste | 1 | - | 0 | - | 0 |
het vel bij de borst en naden iets los. onder de agterkin plat. de ondermuil met een uitstekend rondte kwabbig. loopt plat, met de staart: spits toe. drie quart duim distantie van vel tussen de twe hoorn. enige langwerpige kleine barsten in de hoorn dog de voorste boven aan glad. gesleten door de grond te ploegen.
distantie des horens vooraan tot het eind des bovenlips onder | 0 | - | 8 | - | ½ |
de tong agter dik. voor drikantig spits met een spitse punt 5½ duim tot de halve maan of holle plooy kuil in de tong. daarvandaan tot in de slokgat 12 duim.
breete der tong op zijn breetst 6½ {omtrek 16 duim} korte fijne vlesige hairen op de tong vooral bij de halve maan holte, sodat de spits der tong op en neer kan gaan. agter aan de zij der tong kleine gaatjes. ietsruigs dat los zit. de hairen als het binnenste der schapenpens maar spits toe.
als zij pissen kan men niet sien of zij bul of koey zijn, doordien de kooker de kromte na agter maakt zij agter uit pissen.
het geluid van een rhinoster is een geknor en geblaad.
25. [Nijlpaard]
lengte van de penis opgekropen in de schede naturelijk hangende | 0 | - | 4 | - | 0 |
omtrek der schede aan het lijf | 0 | - | 9 | - | 3 |
boven om | 0 | - | 9 | - | 9 |
lengte van de penis sover men dezelve uit kan trekken, met de dan ook uitgerekte schede, die dan ene gladde machine maakt. wit gele van de voorhuid af aan | 2 | - | 1 | - | 6 |
lengte deser dus uitgerekte schede of voorhuid | 1 | - | 0 | - | 0 |
omtrek der dus uitgerekte pesel aan het lijf | 0 | - | 9 | - | 0 |
dese penis uitgehaald wilde niet wel de vorige situatie aannemen. | |||||
omtrek der penis, op een duim na van de spitse punt, waar in onder aan de opening zijnde een snede paralel aan de langte der penis drie lijnen lang | 0 | - | 3 | - | 9 |
lengte van de nek | 1 | - | 10 | - | 0 |
grote der ballen die onder het vel saten, | |||||
lange diameter | 0 | - | 4 | - | 3 |
kleine diameter | 0 | - | 2 | - | 3 |
26. [Nijlpaard]
de búl geen follicule en de penis in dese gans in leven, als de vulva van een vrouw. het vel agter de poten bij de voeten seer los vooral de voorpoten. de hairtjes op het lijf sijn seer ijl ros een half duim lang, en geen gaan met tot de zijden meest na de hals, de staart was stomp en niet so plat. de jonge vaars had maar een kleine knob [?] bij de vulva, de onder myil is iets convex na boven en de boven muil vice versa, sodat de boven over de onder muil sluit. de kwabben sitten in de bovenkaak voor tegen de eerste drie tanden. als hij doodt is vallen sijne grote wangen in, maar als hij leeft sluiten zij in de bovenmuil boven in tegen de boven slag tanden, sijnde daar een grote holligheid daar ook de onder slagtand insluit. de top van mijne kleine vinger kon niet in sijn binnenste oorbuis. in dese het oor vol wollig sagt grijs haar en bij het hooft de oren aan de buiten zijde ook harig, ook wenkbraauwen.
dese bul 11 voet lang. hij heeft veel lugt reservoirs. de couleur muisvaal iets blaauwagtig dog ligter na de zijden, een vleescouleur onder de buik. de navel digt toe gegroeid. dog men siet de plaats duidelijk en is nodig [?] en hard, en iets uitstaand. de tepels der bul even distantie van de navel tot de penis 20 duim na de ronte, 30 duim tussen de penis en anus. daar is een sterke stinkende mistlugt uit sijn keel, schoon vers. een voet na de lengte van de anus tot onder na de platte. n:b: men voeld de testicules duidelijk in de liesen, het vel is daar los 7 duim agter de penis sijnde, daar ook een kleine verheventheid.
6 d: lange diameter, 2 breedte testiculen.
een jong, gaat dikwils in het swemmen de moeder op het lijf sitten, sij hebben geene schubben, dog de rimpels in het vel der staart doet zulks schijnen te zijn.
%% van de kleene Koe.
de mült legt na boven miden op de Maag. en een spitte Borst.
de mült legt
de lever legt onder de grotte pens na de cant van den rüg.
de pens op de sac van de regter sij.als het dier staat, is it naadigs dog de nade niet länger als een halv duim.
de onderste pens die bij de deermen loopt, is voll schlappe lelle glijk als een beest. 4 differente saake, de grotste is de digste bij de gedeermte. de grotse pens, heft 10 Kaste of ployen.
de 2te pens is net als de schappe wolle of schappe pens.
de gall blas sitt an de pünt van de lever.
15 hele Ribe en 3 halve Ribe.
de loonge is in 2 loobe verdeelt en ider loobe heeft boven an 3 lelle.
27. [Nijlpaard]
de bul
lengte der voorpoten 24¾ d. of de borst van de grond.
der agterpoten 23¼ dog de buik rondlopende moet omtrent 19 duim van de grond in den midden komen. omtrek der voorpoten bij de borst een maat en 14 duim, bij de poignet 24½ en onder 22¼.
agterpoten aan het lijf een maal en 23½, om de knie 39, onder 23.
omtrek der staart bovenaan 19, in den midden 14½, onder 19¼.
hoogte van de lip tot neus 9 en ½, in den midden 7½. breete der muil van voren 17 d.,
omtrek der bovenmuil 41½, beneden muil 42.
het oog swart blaauw ook als de koei. hoogte der onderlip 6 d., ook met borsteltjes, grijsros, anderhalf duim, 1 van [?], een drie duim lang, dog meest maar een duim. met moeite moest de penis uithalen dog naderhand wouw wel niet naar binnen.
van oog tot snuit 22, ook van het midden des oogs tot midden des oogs.
een wittagtige ring om de basis van sijn oog. omtrekt van midden des hals 2 maal en 28.
omtrek om de voorpoten 2 maal en 56.
vier maal en twintig agter de voorpoten, 4 maal en 42 midden om het lijf, dog was geswollen, vier maal en elf voor de agterpoten.
lengte van de nek 22. hij blaast het water omhoog met een pruist als hij opkomt. 2 maal en 15 omtrek van de kop op het midden der muil. 2 maal en 26 omtrek der kop tussen oog en oor. diameter van het hart in langte 12 d., de breete elf. was drihoekig dik en sterk gevliest. het foramen ovale toe. de ballen zaten onder het vel agter de twe kleine tepels en waren seer groot, diameter 4¼, 2¼ breedte. de gal lag op de kant van de lever en niet in het midden als een koei of schaap. drie kleinen en ene grote aan ene long, ene grote en drie kleinen aan de andere. drie zakken en de hele grote die in een halve maan om de rest lag. zeer sterke grote ingewanden. de bovenste lip sluit een duim ver over de onderste. heeft de gehele breete van voren. [.... illegible]
de poten lopen schuins en niet vlak van onder als wanneer het dier zulks door sijn swaarte maakt, zijnde ook los en quabberig.
daardoor is gekomen , de onderste lip niets, een quabachtige muil van binnen, vooral twe groten die tussen de incisiven begin.
en de caninen na voren, de muil die als in holtens in de onderste lip sluiten om het water digt te houden. de tong is breed lang met quabbige langwerpige kloven paralel van sijn lengte en niet ruig of haakig, iets agteraan.
lengte der onder slagtand volgens de kromte 8¾, basis 7¼.
lengte der regte voortand 7½, alles maar tot het vlees.
lengte der volgende regte 2¼.
in het onderkaak, basis 3.
ses kiesen: drie agterste grote, dog de agterste kleiner, de drie voorsten met [...?] kleiner na voren en niet plat, maar puntig dan op de distantie van een en 3 quart en ¼ uitstaand puntje, in welkers regte lijn de korte vooruitstekende tand sit.
vooruitsteken dog iets na boven gebogen.
die vier sieten in een rij, en de opstaande slagtanden een half duim na voren. distantie die de voortanden en slagt:[anden] belaan 14½, tussen de kleine puntjes 5½, tussen de eerste kiesen 4, tussen de agtersten 4½, kiesen bij tande naar een paart.
bovenkaak. ook zes aan ieder zij kiesen. lijken als de boven.
dan op de siatntie van twe duim een aan ieder zij staan twe beweegbare even sigtbare bene puntjes dan op 1½ d. distantie aan de ene zijde een punt ½ lang ook las [?] aan de overzijde was iets dog scheen afgebroken. op de distantie van 2 en ¾ d. volgden in een regte lijn tog iets na buiten 2 d lang, bijna spits na onder staande tanden, dan twe meer na voren gebogen en een half duim na binnen en een duim na voren twe 2 t lang. basis 3½.
dan twe slagtanden tussen de kleine puntjes en de beginnende vier voorsten, dog tegen de lip aansluitende, van binnen in den midden gegoot. van buiten glad afgesleten 2½ lang, basis 5, dus 22 boven en 20 onder.
de dreze [?] der maag verteerde kruiden. de kiesen sloten opeen.
lengte der breetste kies 1¾, breete der breetste kies 1.
had 19 vleesagtige rimpels in bovenverhemelte. in den midden met een goot gescheiden. de slagtanden sloten de ondersten voor over de bovenste, de twe regt uitstaande ondersten tussen de twe voorste bovensten. de twe kleine vooruit staande raakten aan de twe andere bovenste naar binnen staande.
lengte der gansche tong 0 - 8,
brete vooraan 7-½ en plat tot op 9 en ¼ van voren, los agter aan dik rauw stekelig en rimpelig in den midden der tong agter aan breet 5½.
lengte van snuit tot staart 4 maal 26-¼ en zo van de staart 13 duim, de hairen de langsten onderaan 5-¼, de staart begon op 9 duim van onderen, doserende perpendiculair plat te worden zijnde het einde heel plat. lengte van de kop 28 duim.
hoogte van voren 26¼ 19 en ½ duim, volgend de route. twe maal en 26 en ¼ en 7-1 hoogte van agteren 26¼ 18-½, volgens de ronte 52½ en 9.
omtrek agter de voorpoten 4 maal 26 en ¼ en 5. op zijn dikste een hand breed voor de navel 4 maal de maat en 32 d: omtrek voor de agterpoten 4 maal de maat en 9, lengte van de voorvoet van teen tot agter 9¼ duim, ook de breete. agterpoten 8¾ duim.
de poten zijn flodderig los van onder en ook de voet dat de hiel zou maaken is als het ware een vereelde zoolleer dog gaat niet tot de tenen, hoogte van de voorvoet tot poignet 10, van poignet tot elleboog 15¾, hoogte van de borst tot de grond 19 duim.
dikte van den hals agter de oren 2 maal en veertien, in den midden 2 maal en 15½, bij de voorpoten 2 maal en 28. omtrek der kop om het oog 2 maal 18 en een half, omtrek midden tussen de [sic] snuit en oog 50 d:, omtrek van de snuit bij de neusgaten een maal en 23. distantie van de snuit tot het midden des oors 18 en een ½, van het midden des oogs tot het midden des oors 7 en ¼.
diameter van den oogappel horisontaal een duim, perpendiculaire diameter 3 quart en een ½ quart, opening des ooglids 1 en ½ en een ½ quart. lengte van het oor 3 en ¾ quart duim. omtrek bij de basus 7 en ¼, de opening des oors een half d, diameter omtrek van de buitenste opening 9.
omtrek der bovenmuil 39, der onderste 41. brete van de snuit van voren te sien 16¼, dist: tussen de neusgaten 6 d., lengte der neusgaten 6 duim. kan se sluiten en opendoen, zijn naturelijk gesloten, lopen paralel met de kop dog voor na de snuit: iets schuins na malkander. dist: der neusgaten van onder tot het end der lippen 7, hoogte van de agtervoet tot de hiel 13 en ½, van de hiel tot onder de bil 8¾, hoogte agter van de buik bij de twe tepels 20¾, omtrek der agterbenen bij de bil eenmaal de maat 4 ½ duim. om de knie 23¾, onder bij de klaauwen 20½.
omtrek der voorpoten aan den buik een maal de maat en 9, om de poignet 20 d., onder om 20¾, distantie tussen de voorpoten een voet. van het begin der voorpoten tot de snuit een maal de maat en 14½, van de navel tot de twe tepels 23 d., van de twe tepels tot den anus 28½, van de navel tot midden tussen de voorpoten een maal de maat en 17½, dist: mid tussen de agterpoten 13¾ d.
van het midden der voorpoten tot midden der agter 2 maal de maat en 17 d., omtrek der tepels bij de basis 2½ lengte. {der tepels ½, dist: tussen de tepels ¾.}
omtrek der staart boven het lijf 16½, in den midden daar de plas [?] begint 12½. bij het einde een duim van daar rond eindigt 7½.
als ik in dese meting en andere metingen de maat noem is zulks mijn maatstok 26¼ duim rijnlands lang.
de kwab 28½ lang, ook so breed dog seer elastiek, een follicuul onder een duim diep horisontale ligging etc.
de bul van snuit tot staart 5 maal de maat hoogte volgens ronte van agteren 2 maal en 15 d, hoogte van agteren twe maal de maat en een duim dog het lighaam van en bul en koei doordien de staart diep inschiet tot den anus nog vier duim en gelijk agter met de billen nog 8 d. langer. lengte van de staart 18½.
lengte van de pissel so ver wij hem uitrekken tot daar de schede of voorhuid eindigt, deselve was puntig vooraan wit geelagtig en als de staart van een slang, omtrek van de pesel bij die plaatse 3-¾,lengte der pesel van daar de voorhuid begint tot aan het lijf 12. zo ver wij de pesel uit konden trekken van punt tot lijf 25½, omtrek der pesel aan het lijf negen d: onder aan de punt, die volmaakt spits was een lankwerpige sne een quart duim, omtrek der penis op 2 duim na bij de punt 2¾ d. lengte van de penis opgekropen in de schede sodat men niet als die kronkelige schede siet vier duim. omtrek aan het lijf 9 en een ¼ duim, boven om de insluitende ringen een half d. meer.
lengte van de kop een maal de maat en 6 duim. hoogte van voren twe maal de maat 8½ d regte lijn, 14 d twe maal de maat volgens de ronte.
breete van de borst met de twe voorpoten 25½ d.
half duim en ook duim lengte wit grijse dunne stekelagtige hairtjes hier en daar in die kerven die in alle directies in zijn lijf seer ondiep sijn, dog had enige lange striemen die sij sig door vegten toebrengen. de couleur op het bovenlijf donker bruin blauw tot de helft, den ligter en onder het lijf het ligtst iets uit den vleescouleur. distantie der navel tot het midden der penis schede 21 d:, van die plaats tot den anus 34 en ¼. kon geen testiculen van buiten zien of vinden. den anus ook vleescouleur, quabbig. brete bij de agterpoten 23¼.
grote van voetspoor 10 duim ¼, ook een losse quabbige voet, de twe tenen aan sool, dog alleen van onderen, de tenen geheel van een boven. dit heeft ook de agterv[oet] sodat de binnenste teen van het regterbeen iets na vooren staat. so is het met het voorbeen.
de langste hairen aan de staart waren 3 duim, swart ros en met dunne bosjes iets in een koker dog de meesten 1 duim.
{allen saten die hairen rondom een naad van boven, maar tot seven duim ver van onderen tot drie duim. aan de buitenzijden platte staart.}
sijn pat 21 dm breed, paden snijden sig veel in regte hoeken.
een rug van vier vingers. in den midden daar gras groeit een bul en twe koeyen.
de pens van dese dieren is aan het buiten vlees meest vast sodat wij het even als het vel moesten selfs moejelijker afslagten, dus anders als os of schaap aan de rug omtrent het blad niet gedeelte der maagen ook met vliesen vast. 15 grote ribben 4 kleine aan de weerszijde. het net kan [?] an als een regen. het vet als in masen. vier magen daar de hele grote omloopt alles vol met gekaauwde kruiden of gras, vogels swommen terwijl hij leefde om hem, geen egragopylus of besoar, geen merg in sijn benen voor of agter, dog in het agter dye been boven aan bloederig en de andere beenen wel vogtig van binnen dog geen merg loop. de follicule onder de vagina klep [...?] door soete melk uit de prammen die klein omtrent gelijk met het vel 1½d van een galblaas aan de zijde der lever, lengte van het dier vier maal de maat en 27 d.
grote milt en longen vier in de ene en vijf in de andere lobes.
foramen ovale toe. de maag van binnen net als een beestenmaag.
- [Nijlpaard]
de bul | rijnlandse maat | ||||
omtrek van het midden des hals | 6 | - | 8 | - | 6 |
omtrek van de voorpoten | 9 | - | 0 | - | 6 |
agter de voorpoten | 10 | - | 5 | - | 0 |
[omtrek] midden in het lijf | 12 | - | 3 | - | 0 |
voor de agterpoten | 9 | - | 8 | - | 0 |
{dog zo als alle uit het water geschotene door het zelfe opgeswollen.} | |||||
lengte der voorpoten of de borst van de grond | 2 | - | 0 | - | 9 |
der agterpoten of het lijf van de grond | 1 | - | 11 | - | 3 |
de buik rond lopende komt in het midden van de grond | 1 | - | 2 | - | 0 |
omtrek der voorpoten bij de borst | 3 | - | 4 | - | 4 |
bij de poignet | 2 | - | 0 | - | 6 |
onder om, bij de hiel | 1 | - | 10 | - | 6 |
omtrek der agterpoten aan het lijf | 4 | - | 1 | - | 9 |
onder de knie | 3 | - | 3 | - | 0 |
onder om, bij de hiel | 1 | - | 11 | - | 0 |
omtrek der staart boven aan bij het lijf | 1 | - | 7 | - | 0 |
in den midden | 1 | - | 2 | - | 6 |
onderaan | 0 | - | 9 | - | 3 |
hoogte der onderlip | 0 | - | 6 | - | 0 |
hoogte van de lip daar de opening der muil is | |||||
tot de neusgaten | 0 | - | 9 | - | 6 |
lengte tussen de twe neusgaten | 0 | - | 7 | - | 6 |
brete der muil van voren | 1 | - | 5 | - | 0 |
omtrek der bovenmuil | 3 | - | 5 | - | 6 |
der benedenmuil | 3 | - | 6 | - | 0 |
van midden des oogs tot snuit | 1 | - | 9 | - | 0 |
van het midden des enen oog tot het midden des anderens | 0 | - | 9 | - | 0 |
omtrek van de kop op het midden des muils | 5 | - | 7 | - | 6 |
tussen oog en oor | 6 | - | 6 | - | 6 |
diameter van hethart in langte | 1 | - | 0 | - | 0 |
in brete | 0 | - | 11 | - | 0 |
de bul | rijnla voe: | d: | lij: | ||
lengte van snuit tot begin der staart | 11 | - | 0 | - | 9 |
dog en bul en koei hebben tot den anus nog | 0 | - | 4 | - | 0 |
doordien de staart diep inschiet. | |||||
en so men tot gelijk met de dikke uitstekende billen rekend nog | 0 | - | 8 | - | 0 |
dus de grootste hippo die ik gesien heb, | |||||
de gehele langte van snuit tot agtereind | 11 | - | 8 | - | 9 |
lengte van de staart | 1 | - | 3 | - | 6 |
hoogte van voren, regte lijn | 5 | - | 1 | - | 0 |
volgens de ronte | 5 | - | 6 | - | 6 |
hoogte van agteren regte lijn | 4 | - | 6 | - | 0 |
volgens de ronte | 5 | - | 7 | - | 6 |
lengte van de kop | 2 | - | 8 | - | 3 |
brete van de borst met de twe voorpoten | 2 | - | 1 | - | 6 |
brete van agteren | 2 | - | 9 | - | 3 |
lengte der witgrijse stekel hairtjes, hier en daar in de kerven die in alle directies in zijn vel zijn, verspreid | 0 | - | 1 | - | 0 |
ook maar | 0 | - | 0 | - | 6 |
distantie der navel tot het midden der penisschede | 1 | - | 9 | - | 0 |
van het midden der penis schede tot den anus | 2 | - | 10 | - | 3 |
lengte en brete van voorste voetspoor van onderen | 0 | - | 10 | - | ¾ |
lengte en brete van agtervoet | 0 | - | 9 | - | 9 |
dbg in het gaan setten sig de voeten langer als breder uit. | |||||
lengte der langste haaren aan de staart, | |||||
donker ros en als bosjes in een koker | 0 | - | 3 | - | 0 |
dog de meesten | 0 | - | 1 | - | 0 |
zij zaten rondom een rand aan de platte zijde der staart aan desselfs buiten zijde tot seven en onder maar tot drie duim.
- [Nijlpaard]
andere koey | voeten | dui | lijn | ||
lengte van snuit tot staart | 10 | - | 7 | - | 0 |
dus tot de billen ager zijn dese | 11 | - | 0 | - | 0 |
hoogte van voren regte lijn | 4 | - | 10 | - | 6 |
hoogte van agteren | 4 | - | 5 | - | 6 |
omtrek agter de voorpoten | 9 | - | 4 | - | 0 |
voor de agterpoten | 9 | - | 3 | - | 0 |
midden om het lijf | 9 | - | 10 | - | 0 |
lengte van de staart | 1 | - | 1 | - | 6 |
langte van de kop | 2 | - | 4 | - | 0 |
langste diameter van het blauwen oogappel | 0 | - | 0 | - | 11 |
smalste diameter | 0 | - | 0 | - | 9½ |
omtrek der bovenmuil | 3 | - | 3 | - | 0 |
der onsterste | 3 | - | 5 | - | 0 |
brete der snuit van voren | 1 | - | 4 | - | 3 |
distantie tussen de neusgaten | 0 | - | 6 | - | 0 |
lengte der neusgaten | 0 | - | 2 | - | 2 |
distantie der neusgaten van onderen tot het end der lippen | 0 | - | 7 | - | 0 |
lengte van de agtervoet tot de hiel | 1 | - | 1 | - | 6 |
van de hiel tot onder de bil | 0 | - | 8 | - | 9 |
hoogte van de buik bij de twe tepels van de grond | 1 | - | 8 | - | 9 |
omtrek der agterbenen bij de bil | 2 | - | 6 | - | 9 |
om de hiel | 1 | - | 11 | - | 9 |
onder bij de voet | 1 | - | 8 | - | 6 |
omtrek der voorpoten bij het lijf | 2 | - | 11 | - | 3 |
om de poignet | 1 | - | 8 | - | 0 |
onder om bij de voet | 1 | - | 8 | - | 9 |
distantie tussen de voorpoten | 1 | - | 0 | - | 0 |
de koei | rijnlandse voeten | du | lijn | ||
lengte van snuit tot staart | 10 | - | 5 | - | 0 |
dog als de bil de staart nog maar 5 duim inschietende, dus tot den anus nog 3 duim, tot de uitstekende billen nog 5 duim. | |||||
dus lengte van snuit tot agter billen | 11 | - | 0 | - | 0 |
lengte van de staart | 11 | - | 1 | - | 0 |
derselve onderste negen duim word docerende plat, perpendiculair op den horisont. | |||||
lengte van de kop | 2 | - | 4 | - | 0 |
hoogte van voren regte lijn | 3 | - | 9 | - | 9 |
volgens de ronte | 4 | - | 11 | - | 6 |
hoogte van agteren | 3 | - | 8 | - | 9 |
volgens de ronte | 5 | - | 1 | - | 6 |
omtrek agter de voorpoten | 9 | - | 2 | - | 0 |
op zijn dikste een handbreed voor de navel | 11 | - | 5 | - | 0 |
omtrek voor de agterpoten | 9 | - | 6 | - | 0 |
lengte van voorvoet onder | 0 | - | 9 | - | 3 |
ook so breed | |||||
lengte der agterpoten | 0 | - | 8 | - | 9 |
hoogte van de voet tot poignet | 0 | - | 10 | - | 0 |
van poignet tot elleboog | 1 | - | 3 | - | 9 |
hoogte van de borst tot de grondt | 1 | - | 7 | - | 0 |
dikte van den hals agter de oren | 5 | - | 6 | - | 6 |
in den midden | 5 | - | 8 | - | 0 |
bij de voorpoten | 6 | - | 8 | - | 6 |
omtrek der kop om het oog | 5 | - | 11 | - | 0 |
tussen snuit en oog | 4 | - | 2 | - | 0 |
omtrek om de snuit bij de neusgaten | 4 | - | 1 | - | 3 |
distantie van de snuit tot midden des oogs | 1 | - | 6 | - | 6 |
van het midden des oogs tot midden des oors | 0 | - | 7 | - | 3 |
langste diameter van den oogappel | 0 | - | 1 | - | 0 |
kortste diameter | 0 | - | 0 | - | 10½ |
lengte der opening des ooglids | 0 | - | 1 | - | 7½ |
lengte van het oor | 0 | - | 3 | - | 9 |
omtrek bij de basis | 0 | - | 7 | - | 3 |
diameter der opening des oors | 0 | - | 0 | - | 6 |
omtrek der buitenste oorrand | 0 | - | 9 | - | 0 |
distantie tussen de navel en de twe tepels | 1 | - | 11 | - | 0 |
van de tepels tot den anus | 2 | - | 4 | - | 6 |
van de navel tot midden tussen de voorpoten, na de ronte | 3 | - | 7 | - | 9 |
distantie midden tussen de agterbenen | 1 | - | 1 | - | 9 |
van het midden der voorpoten tot midden der agterpoten | 5< /td> | - | 9 | - | 6 |
omtrek der tepels bij de basis | 0 | - | 2 | - | 6 |
lengte der tepels | 0 | - | 0 | - | 6 |
distantie tussen de tepels | 0 | - | 1 | - | 6 |
0 | - | 0 | - | 9 | |
omtrek der staart boven bij het lijf | 1 | - | 4 | - | 6 |
in het midden daar de platte begint | 1 | - | 0 | - | 6 |
een duim van het ronde begin | 0 | - | 7 | - | 6 |
de kwab onder de schamelhuid lang, ook so breed | 0 | - | 2 | - | 6 |
seer elastiek de follicule onder een duim diep. | - | - |
Op hip
30. [Giraf]
I have verified those dimensions upon the skeleton and have found them exact. geschoten anno 1790. skelet van het cameelpaard van Jan Visage soals de maten opgegeven sijn en ik waar bevonden heb 16 voet 2¼ duim.
hight in all from the ground to the top of the head, feet Rijnlands, given to me on a paper measure, 16 - 2¼ inches.
Thus should this Cameleopard be 10 inches and a ¼ of an inch taller then my second cameleopard and a foot taller then mij first of which the dimensions are in my journal.
higth before shoud be | 10 | - | 7 |
higth behind | 9 | - | 3 |
N:B: this Cameleopard was shot on the 28 zouth latitude in the longitude of Cape town by Jan Visage a lad thirteen years old. R:J:Gordon.
31. [Giraf]
Cameelpaard.
buffon segt
Beschrijving in Buffon tom.13 pag.11 is dat hij onnut is uit hoofde dat de voorpoten eens zo lang sijn als de agtersten. dat dit obstacle aan het gebruik sijner forcen maakt. dus dat sijn lighaam geen assiete heeft, een waggelende gang, en sijne bewegingen langsaam en stijf sijn. kan dus sijn vijanden niet ontlopen in sijne vrije staat, nog sijn meesters dienen in domesticiteit.
Oppien segt. dat het vel getigreerd is als een panther, en dat sijn hals so lang is als een cameel, dat hij het hooft en ooren klein heeft en de voeten breed, lange benen maar van seer onegaal. de voorsten veel hoger als de agtersten die seer kort sijn en de croup des diers schijnen tot aan de aarde te brengen, verder heeft hij op het hooft bij de oren twe kleine regte horens. de bek als een hart, de tanden klein en wit, ogen brilliant, korte staart en met swart hair op het eind.
Heliodorús segt de ambassadeur uit Ethiopien bragten een dier van het grote van een cameel, wiens vel met levendige vlakken en brilliante couleuren gemarqueert ws, en van wien de agterste gedeeltens des lighaams veels te laag waaren of de voorste delen veels te hoog; den hals was dun schoon hij kwam van een tamelijk dik lighaam, het hooft was gelijk, voor de gedaante, aan het hooft des cameels. en desselfs grote, was weinig guère meer als het dubbelt dien van den struisvogel, de ogen schenen van differente couleuren geverft, sijn mars was onderscheiden van alle viervoetige dieren, dewelke allen diagonaal [over het kruis] gaan. daar het Cameelpaard natuurlijk den ambel gaat [namentlijk de twe regter of linker te gelijk], het is een goedaardig dier men kan hem met een dun touwtje an het hooft te leiden.
Strabon. segt in Ethiopien is een groot dier genoemt Camelopardalis. schoon hij niets na den panter lijkt, want sijn vel is niet op deselvde wijse gevlakt. die van den panter sijn rondagtig en dien van het cameelpaard sijn lang en bijna gelijk aan dien van een faon of van een jong hart dat sijn livrée nog heeft, hij heeft de agterdelen des lighaams seer veel beaucoup plus lager dan de voorderdelen sodat hij op de croupe het kruis hij niet hoger als een Os is, en op de schouders of schoft hij hoger als een cameel is. om nu van sijne snelheid legerete te oordelen uit die disproporties so moet hij niet seer hard kunnen lopen. voor het overige is het een goedaardig dier, die in het geheel geen kwaad doen. en die van gras en kruiden leeft.
den eersten der modernen, die, daarna, een goede beschrijving van den Giraffe gegeven heeft is een Bellon. ik heb segt hij in het Casteel te Grand Cairo het dier gesien hetgeen men gemeenlijk Zúrnapa noemt. de latijnen hebben het van ouds camelopardalis genoemt. van een samengestelde naam van cameel en leopard want hij is gevlakt met de vlakken van een leopard en heeft den hals lang als een cameel. het is een seer fraay en goedaardig dier, bijna als een schaap, en aimabelder als enig ander wild dier.
heeft het hooft bijna als een hart, uitgenomen de grote, dus so groot niet maar dragende kleine horentjes. mousses ses vingeren lang, met hair bekleed. en mannelijk en vrouwelijk geslagt hebben horens dog de wijfjes korter, maar de wijfjes en mannetjes hebben de ooren so groot als een koe. de tong als een os en swart. geen incisiven boven in den mond. den hals lang regt en grelé, {wat is dit?}, de manen crins deliés en rond, de beenen grelées, hoog en so laag van agteren, quelle semble etre debout, hetgeen ik denk dat betekent dat dit dier als op de agterste poten schijnt te staan. hij heeft de beenen als den os. de staart hangt boven sijn jarrets, is rond, hebbende hair eraan driemaal so dik als dat van een Paart.
het is een seer grelé op het lijf, sijn hair is wit en rood, sijn vlugten is gelijk aan den loop eens cameels. gaan de twe voorpoten tegelijk van de grond. hij legt sig met den buik op de aarde en heeft een hardigheid aan de borst en aan de cuisses billen of dijen als een cameel, hij kan niet van de grond eten als hij opstaat, sonder dat hij sijne voorpoten ver van een zet, en dan is het nog met moeite, daarom is het ligt te geloven dat hij in het veld niet als van bladeren der boomen leeft. hebbende den hals so lang sodat hij kan reiken arriver de la tete a la hauteur d'un demi pique.
de beschrijving van Petrus Gellius schijnt Buffon nog beter als dien van Belon. ik heb gesien, segt P: Gellius, cap.ix, drie giraffes in Cairo. sij dragen op hun hooft twe horens ses duim lang en op het midden des voorhoofs een hoogte tubercule omtrent twe duim hoog. dewelke aan een derde horen gelijkt. dit dier is sestien voeten hoog als hij sijn hooft opbeurt. sijn hals heeft alleen seven voet. en er is twe en twintig voeten van het uiterste des staarts tot aan het einde der neus. de voorbenen en agterbenen sijn bijna van egale hoogte maar de dijen cuisses van de voorbeenen sijn so lang in comparatie van die der agterbenen, dat de rug van het dier schuins schijnt te staan als een dak. sijn hele lijf is gemarqueert van grote fauves vlakken. bijna van vierkante gedaante: hij heeft de hoef gespleten als een os. de bovenlip meer geavanceert als de onderlip. hij herkauwt als den os en eet, als den os, gras, hij heeft een maan als een paard.
van de top des hoofds tot op de rug als hij gaat schijnt hij niet alleen mank te gaan met de benen maar met de sijden flangs eerst regts en dan links a droit et a gauche alternativement en als hij wil drinken of van de aarde eten moet hij sijne benen prodigieus van een setten.
Gesner segt dat belon gesegt heeft dat de horens van den cameelpaardalis vallen als van den daim, dog buffon kan dit niet bij hem vinden.
- [Giraf]
maten en observaties van de cameel die wij bij de grote namacquas schoten. de borst is uitstaande en diep gespleten. de bovenmuil is over de onderste. en is hol van binnen na voren saksgewijse. sij sijn vol bonte poot bosluisen.
van de grond tot tussen de benen bij de borst is eelt. en 5 voet {7½ duim na de liesen als in een hartebeest opgaande. van de kuil in de borst tot midden des oors, 6 voet} 6¾ duim, schuins, regte lijn van borst na de schoft 2 voet 6 duim.
van de schoft begin tot oog vier voet, 4½ duim.
1 voet 6 duim continuatie der schoft van 't midden der schoft tot midden der kruis. schoft hoogte 5 voet 3 d.
perpendiculaire brete der staart, seven duim, van kruis tot staart 1 voet.
lengte langs t lijf volgens ronte van snuit tot staart begin 13 voet.
van de snuit tot midden des oogs 1 - 7½ d.
van 't midden des oogs tot begin der oorgat 9 duim, van daar tot tip ook 9, langte der hoorns 8 duim.
lengte der kop tot agter knop 2 voet 7 duim, brete voor 't oog over voorknop, 14½ duim, over het oog 13.
hele lengte regte lijn van de knop tot de grond 15 voet drie en drie quart duim, van de grond tot de schoft 10 voet 1 duim.
hoogte regte lijn van de grond, tot schoft 10 -1.
schijnbare brete van 't lijf bij de schoft 4 voet 5½ duim.
{qua bergen} de spleet der voorschouders even schuins met borstholte. borstholte en anus gelijke lijn. van de knop op de kop tot midden borstholte, en vandaar tot de grond egaal lengte horisontaal.
voor van de borst tot agter billen regte lijn 5 voet 10 duim.
boven aan den hals 10 duim, bij de oren 11½, midden hals 1 - 2.
hoogte van agteren van 't kruis schoft regte lijn seven voet 11½ duim, boven de staart 7 voet 3½.
den anus 't gat van de grond seven duim minder. de knop voor de ogen in dese cameelbul met haair begroeit, dog twe eeltige kaale plekken boven de neusgaten.
de Cameelpaard klimt als een bok met sijn voorpoten tegen de hooge doornboomen mimosa op, en drukt de takken met sijn lange hals om neer, en steekt sijn kop als een slang tussen de openingen der doorns in en vreet dus so ver hij kan alles kaal. vreet egter ook gras dog meer doornboom bladeren is is vooral liefhebber van de vrugt of peul.
33. [Giraf]
[Not by Gordon:]
Pr 't Retour Schip 't Zeepaard
Zijn door ons van onderget.de gecomitt., ingevolge politicque raadsbesluyt van den 17.
deesen maand, ten versoeke van den Capitain Militair d'E: Robbert Jacob Gordon gebrand en genommert
twee kasten waarin afgepakt zijn de huyt en 't scelet van een Camiliopardalis sijnde de eene kas lang 5½ en breed en hoog 3½ voeten genommert No.1.
En de tweede kas lang 7½ voete breed en hoog 3 voeten gemerkt No.2.
en voorts beschreeven d'eerste scelet van het Cameelpaaard.
en de tweede val van 't Cameelpaard om door Professor Allaman aan zijne doorlugtigste Hoogheid gepraesenteerd te werden.
In 't Casteel de Goede Hoop, den 21. April 1780,
[get:] R. Neethling
Reede van Oudshoorn [?]
34. [Gazellen]
De gasellen van Africa bonderen in hun lopen veel, de grote soort als Canna's en bubalis coedoe soort gemsbok bondeert niet maar springt wel op als er onder geschoten word. nb. sijn se allen wit onder de buik en is de scheidstreep overal?
35. [Gazellen]
Antilopes souden van Gasellen verschillen om de dubbelde drayen in de horens en doordien sij gene bruine streep hebben dewelke de couleur van het onderlijf met de flancrig [?] afscheid.
36. [Gazellen]
hebben de gasellen hier op de kiesen een vortre noiratre avec des tintes luisantes de couleur de bronse doré ou de certaines pyrytes?
hebben steenbokken, grijsbokken, duikers etc. stijve borstels omtrent neus of ogen? is swart en altijd vogtig. sijn de neusgaten en forme des croissants. is de bovenlip gespleten?
krijgen maar een Jong, en meest tweemaal s'jaars. is de neus so ver geävanceert als de bovenlip? so als de harten, daim en chevreuil en niet teruggeset reculé, na agteren als de neus der bokken beliers en gasellen. tussen de twede Phalange des doigts [vooral van de agtervoet] een klein ondiep gat, als de Gaselle, de chevrotine heeft in de bovenkant twe lange caninen. het hart heeft crochets. chevrotin heeft maar vier kiesen in ieder kaak die in figuur met gasellen verschillen en meer na die van een animal carnussier lijken.
37. [Klipspringer]
aanmerkingen over de klipspringers.
de ram alleen maar horens. spits als een steenbok, dog korter oren en gedrongene kop, ook dikker benen.
hoogte 1 voet 10 duim rijnl. van voren
.. 1 - 11½ van agteren.
galblaas, vier spenen, larmiers en brede klaauwtjes, geen follicules als de rietrebok. wit grijs en ros op de kop. {het hair is goet voor kussens en matrassen.} het hair dik platagtig los en seer bros, dikst in het midden, wit onderaan, dan vooraan swartbruin en grijs even aan de spits. {wel geformeert dog wrijft het veel af tegen de klippen.} de horens onderaan met ringen en iets voorover. het vlees witagtig en seer lekker.
het vel seer fijn en excellent tot broeken. hij hout sig alleen in steile gebergtens en klippen even als de gems in Switzerland.
bij de navel der ram al is hij seer jong sit een blaasje waarin hair vet of uitsweetsel. dog bij de oog niet. hij springt met wonderlijke snelheid van de ene klip op de andere, en houd sig op de gevarelijkste plaatsen des bergs voor sijne veiligheid dog men jaagt er hem vast, sijn bloed gedroogt kan voor de pleuris hetselve effect als dat der gems van Switzerland doen.
krijgt maar een jong. leeft van de kruiden der bergen.
38. [Duiker]
Duiker is bijna eens so swaar als een steenbok, heeft groter en als een half maan traanbuis. en heeft geen galblaas ook niet bitters van smaak in de stukgesneden varse lever. is so dik van haar als een grijsbok, dog bruin en wit agter bij de billen.
is onder het lijf bleek en wollig van haair, heeft een breed sterk spoor, sijn wijfje is groter als het mannetje. dat in de twe vorigen [steenbok, grijsbok] en het overige wild hier net contrarie is. de meeste wijfjes hebben geen horens dog enigen hebben horens. de horens sijn dikker en iets korter als van de steenbok en hebben onder vier a vijf ringen, staan ook als bij de steenbok dog iets regter op. hij loopt laag met de kop na de grond en hobbeld of springt meer over de bosjes in sijn lopen, hij loopt hard en houd het langer uit als de steenbok, schoon die harder loopt. is ook goed wilt om te eten. en is ook in digte bosjes te vinden en in droge streken. krijgen ook maar een jonk. in de hette van den dag legt al dat wilt onder de bosjes en kunnen ook als dit meeste soort wild lang sonder water leven. hebben allen so ram als ooy een lange pluim tussen de horens, dog men houd hier twe soorten dier dieren, den enen hiet men kuifduikers, schoon de anderen die iets kleinder syn, ook kuiven, dog kleinder, hebben. allen dese dieren houden niet bij malkanderen, en alleen in paren. dit is de regte grimme het welk de heer grim aan de Caap jong gesien heeft, en niet het dier het welk men er van gemaakt heeft.
39. [Duikers]
er sijn twe soorten van duikers, de ene heeft een kuif en de andere niet. die sonder kuif sijn, sijn kleinder en hebben de wijfjes nooyt horens maar de ram wel. alle kuifduikers hebben de wijfjes horens dog klein. de kuifduiker heeft sterke ergots en vier spenen. heeft geen traangaten maar een iets circulair swarte gladde streep+
de tong glad en dun vooraan agter en ruig +daar kleine sponguleuse openingen in sijn sodat als men er opdrukt, dat iest als terpentijn ruikt en bitter smaakt. dit seggen onse inwoonders is sijn gal.
40. [Steenbok]
de steenbokken vegten de rammen seer vinnig.
41. [Steenbok]
den ii Oct. 1788
beschrijving eenen volwassen steenbok ooy vn de Caap,
heeft ook galblaas | v | d | ly | ||
lengte van de snuit tot agter de oren volgens rondte | - | 6 | - | 3 | |
lengte van de hals | - | 6 | - | 3 | |
lengte van snuit tot staart | 2 | - | 6 | - | 0 |
dog dan steken de billen wat verder uit | - | - | |||
de staart met het haair sover men hem voeld | - | 4 | - | 6 | |
dog schijnbare lengte van het agtervel gerekent | - | 2 | - | 0 | |
van snuit tot midden oog | - | 3 | - | 5 | |
van midden oog tot midden oor | - | 2 | - | 6 | |
lengte van t'oor | 0 | - | 4 | - | 6 |
brete van t'oor op sijn breedst | 2 | - | 6 | ||
hoogte van voren | 1 | - | 7 | - | 0 |
hoogte van agteren | 1 | - | 9 | - | 0 |
in de midden lijf , dus gearkeert | 1 | - | 10 | - | 0 |
hoogte der borst tussen de benen van de grond | 1 | - | 1 | - | 6 |
hoogte van agteren tussen de benen van de grond | 1 | - | 4 | - | 0 |
agter van de grond of agter klaauwtjes tot midden | - | - | |||
eerste gevrigt of knie agter | 0 | - | 9 | - | 0 |
voorpoot tot elleboog | 0 | - | 7 | - | 0 |
omtrek agter voorpoten | 1 | - | 4 | - | 0 |
voor de agterpoten | 1 | - | 3 | - | 0 |
midden om den hals | 0 | - | 6 | - | 6 |
om de kop voor de ooren | 0 | - | 9 | - | 0 |
om de snuit voor de oogen | - | 6 | - | 6 | |
oog opening | 0 | - | 1 | - | 0 |
haair meest een duim lang. agter voor de billen wel twe duim lang, schietende daar het rosse haair over het lange witte die dang [?] lang wit, het agterlijf tussen de beenen wit is. Gladharig voor de borst iets langer tot halverwege tussen de dijen na binnen.
Steenbok agter wat hoger als voor, vier spenen, ooy geen horens, hebben larmiers en galblaas, lighaam ligt ros, poten wat donkerder ros. lange oren drie witte ribben haair in de ooren behalven de witte haarige rand die binnen rond loopt. {het haair formeert een kleine uitstaande naad voor de borst als een chabeau.}
scherpe spitse klaauwtjes seer ver na boven gespleten tot aan het eerste gewrigt. daarna gladhairig. een vel en voelt men het verder gespleten bijna tot aan de knie. swarte strepen formerende als een grieksche π op het hooft tussen de oren de twe punten na de sijde der muil. de snuit of neus maak bijna een regthoek met de opening der muil. egter bovenmuil een seer weinig langer dan onder. oren van buiten iets swartagtig en bijna kaal met een witte kleine cirkel streep digt boven het oog. groote schone en bijna ronde ogen, twe traangaat circa een half duim iets lager als de ooghoek [...?] lopen niet in het oog. swarte neus kaal. egale lijn met het neusgat. een klein wit plekje voor boven en agter even boven het oog. {enige ijle swarte borstelige haaren om de oogleden en boven en onder muil. een dunne fijne en fraaye hals. de ooren sitten ver agter aan het hooft en sijn lang, staande wat na agteren schuins op.}
onder de kin eeven wit, de ruimte tussen het breedste van de onderkaken een grote witte plek. de rest van hals en borst rood. de poten ros uitgenomen het wit dat agter de twe voorpoten begint. tot halverwege den elleboog. dan onder het hele lijf wit tot aan de vier spenen daar swart vel tot daar de witte broek tot onder het agterlijf begint. kale plekjes voor de voor elleboog als van t'leggen. de voorpoten veel dikker en ook geen ergots. de hoevfjes dun en spits en die der agterpoten veel langer en swaarder als die der voorpoten. dit is niet in de grote gasellen. korte plat staartje met ros haair een en ½ duim lang boven op en op sij beset alwaar iets wit haair dog onder kaal en het hair iets hardagtig. swart vel. agt incisiven onder ook los als alle gasellen de voorste twe breed en de twe volgende smal, de vier agtersten seer smal, dog alleen bijna egaal lang en seer scherp boven aan. {geen kaken als geen gaselle heeft, en kiesen.}
beschrijving eener volwassen steenbok ram. het hair op het lijf was iets wreder als van de ooij en circa anderhalf's duim lang en bij de wortel witagtig, boven de helft ros. had twe scherp spitse horentjes. 3 en ¾ duim lang die regt omhoog stonden dog even een bogt na voren over hadden of liever die van de basis tot de helft iets na agter helden en dan verder regt op gingen. sij waaren donkerbruin of bijna swart, {rond} en glad dog men kon tot omtrent de helft de horisontaale ringen even bekennen. de horens waren bij de basis 1½ duim omtrek of van de dikte eens menschen kleine vinger, aldaar 1½ duim vaneen, boven 2 duim vaneen. de ooren 5 duim dus langer als de horens. de horens stonden anderhalf duim voor het oor en boven het agterste deel des oogs waarvoor twe kleine larmiers. de ooren ook seer aan het agterste deel des kops. en ook bijna kaal egter waren als de wortels van het hair boven op de swarte oorhuid. ook drie hairige witte ribben in de ooren dewelke met de twe van de buitenrand binnen in vijf uitmaken, dog die buitenrand gaat niet rond maar omtrent tot iets meer als de helft der ooren. van de basis na boven.
en de drie binnen ribben wit hair sijn ook een half duim boven van de binnen rand des oors na beneden toe, en eindigen iets verder na beneden als de helft des oors sodat sij schijnen het grote oor des diers van het instuivend stof te beschermen. de neus tot onder de oogen swart en kaal dog bij de ogen dese kaalte seer spits en kaal eindigende en de gansche neus onderaan kaal.
het hair voor de horens op de kop was ros en iets langer van voor de ooren en tot de horens was het ook als even een swart kuifje dog seer kort en maakte als een V. swart hair welkers voeten agter tegen de horentjes eindigde. de horentjes stonden bijna exact den enen als den anderen egter was de regter in dit individu meer na den linker gebogen als den linker na den regter. tanden als bij de ooij. boven breed en agter iets concave na boven gebogen en halve cirkelagtig sodat de wortel digter na de kiesen staat als het bovenste der tanden, de voorste twe ook breed boven aan, onder aan smaller seer wit, de twe volgende veel kleiner, de twe agtersten seer klein. niets tussen de kiesen en incisiven. veel minder dat na kaken gelijkt. de kop bij het agterste der oogen breed. bij de voorste hoek des oogs smalder en wel als voor de ooren. onder bij de onderkaken weer smal sodat dit een fijn en fraay diertje is. dog niet de Grimme dewelke de kuifduiker van de Caap is en dus veel groter als dit beschreve dier.
hoogte van voren | 1 | v | 9 | duim |
hoogte van agter | 1 | v | 11 | duim |
1½ duim spoor voorvoet
1¾ duim spoor agtervoet, had geen agter klaauwtjes, en ver gespleten tot het eerste gewrigt. en de agterbenen ook veel forser als de voorbenen.
lengte van snuit tot staart.2 v 6¼ duim. volgens de rondte.
42. [Steenbok]
Caaps wild. een steenbok word ook bleekbok of vlakte bok genoemt
is bleek rood dog enig witagtig haair, onder heeft wit onder de buik en kin en ogen en kin. heeft vier spenen en galblaas. Ram alleen twe kleine spitse even na voren gebogen gladde horentjes egter onderaan iets als horisontaal ringagtig. is een der hardlopendste dieren in dit land, dog houd niet heel lang aan. {houd in droogagtig bosjes veld.}
43. [Grijsbok]
de grijsbok. is rood met veel geheel wit hair dat plat wreed en bros is eronder vermengt, is wat dikker en groter en langer van hair, is korter op de poten en dikker en gedrongener van horens, ook het wijfje niet, ook larmiers, galblaas en vier spenen en houd sig in valeyeagtige en vogtige grond. het vlees is bijna egaal van smaak, dog de meesten prefereren de grijsbok, ook omdat hij vlesiger is. is minder wit of vaal onder het lijf. heeft kleiner spoor als een steenbok. krijgen ook maar een jong eens of enkeld tweemaal in het jaar. loopt niet hard en is makkelijk te vangen met honden en komt weer op sijn plaats terug {als hij opgejaagt is} als een haas. dog een steenbok doet sulks niet.
44. [Reebok]
[Not by Gordon:] Beschrijving van de Caabse Reebok.
[4 pp.]
45. [Blaauwbok]
de blaauwbok van de Caap is niet de tzeiran. Want die word beschreven in Buffon rood van kleur te zijn. nb: heeft de blaauwbok de loup onder de keel. nb: is de basan of pasan van Koepfer wel ons gems ... of het dier daar de horens van in buffon sijn.
{nb: onse pasan is niet van de grote van de [illegible lines]
46. [Blaauwbok]
Pag.99 van het selfde volume [buffon 12] toont ook dat de Zeiran onse blaauwbok niet is, wordende daar duidelijk rood beschreven, en dat de horens glad sijn, daar de onsen ringen hebben.
nb: dog dit kan van verren so schijnen. nb: hebben sij Caapse de blaauwbokken en gemsbokken knoppen onder de keel en bullen en koeyen
47. [Pasan]
de Pasan is absoluut niet de Gemsbok van de Caap daar de horens van sijn in buffon, seggende buffon selfs, pag.101 vol.12 na al de anderen dat de Pasan, dat den Pasan [sic] niet groter als onse bouc domestique is. hoe sou ook een diergelijk kleindier sulke grote horens dragen dewelke duidelijk van de sogenaamde Caapse gemsbok sijn, sijnde een geheel ander dier.