Journals

Letter from Hendrik Fagel, 2nd November 1779


transcription

[File-copy, in the hand of a secretary, of a letter from the griffier Hendrik Fagel to R.J. Gordon, 2nd November 1779
Nationaal Archief, Fagel archief, 10.29.2533, no. 3]

[fol.3, recto]
Aan den Heer Capitein Gordon aan de Caap de goede Hoop
dat: 2 Nov: 1779

Wel Edele Gestrenge Heer

Met het uiterste genoegen heb ik ontfangen UwelEdG; ample Missive en Relaas van den 24 April, deeses Jaars, en zeedert UwelEdG: Missive van den 13 deezer beide geaccompagneert, met seer Curieuse tekeninen, soo van’t land en de kusten als van verscheyde Dieren. Volgens uwelEdG: destinatie, heb ik aan zyn Hoogheid ter hand gesteld de teekeningen van het Land en de kusten, die daar van seer voldaan scheen te weezen. Ik heb deeze geleegendheid niet versuymt, om UwelEdG: ongemeene oplettenheid, en kundigheid, in zyn waarde aan Zyn Hoogheid voor te stellen, die my ook getoond heeft veel agting voor uwelEdG. te hebben, en geneegen te zyn, om UwelEdG. te bevorderen; Het is een ongeluk, dat den Heer, aan wien UwelEdG in het Commandement van de Troupes had moeten succedeeren, niet heeft goedgevonden zyne dimissie te vragen. Inmiddels derf ik my vleyen, dat zy dien Heer syn Post quiteert, of dat een andere gelegentheid voorkomt om

[verso]
Om UwelEdG: te bevorderen, zyn Hoogheid niet ongeneegen zal syn, om UwelEdG: blyken van zyne agting te geeven. Ik zal zoo veel als in my is, de hand daaraan houden, en kan UwelEdG: verseekeren, dat my niets aangenamer zal zyn, als aan UwelEdG: waar het ook weezen mag van eenige dienst te zyn.
De teekeningen van verscheyde Dieren, heb ik aan onze vriend, den Heer Allamand besorgt. Die, welke de Inwendige deelen, en de anatomie raken, aan den Professor van de anatomie te Leyden. Ik twyffel niet, of een ieder van die Heeren, zal UwelEdG: dank zeggen voor de nette beschryving die UwelEdG: met veel moeyte, daaromtrent hebt gegeeven.
Voor my in ‘t pariculier, betuyg ik UwelEdG myne verpligting voor de saaden aan my gezonden. Ik zal die in het aanstaande voorjaar in 50 potten zetten, warm houden in een kas, en zien, of die in ons Climaat, en in onze gronden willen aarden. Soo ik in het

[recto]
het een of ‘t ander in Staat mogt zyn, UwelEdG: van nut te zyn, versoek ik uwelEdG:, my niet te verschoonen, zullende altoos en by alle geleegentheeden tragten aan UwelEdG: blyken te geeven van de opregte, en waare agting die voor uwelEdG: heb, en waar meede ben en blyvend

WelEdeleGestrenge Heer &c

(:get:) H Fagel.

SHage den 2 Nov 1779

translation

[File-copy, in the hand of a secretary, of a letter from the griffier Hendrik Fagel to R.J. Gordon, 2nd November 1779
Nationaal Archief, Fagel archief, 10.29.2533, no. 3]

[fol.3, recto]
To the Captain Gordon at the Cape of Good Hope,
d.d. 2nd November 1779

Most worthy sir,

I have received your ample missive and account of 24th April this year with the greatest pleasure and since then your missive of the 13th [May] both accompanied with most interesting drawings not only of the country and the coasts bu also of various animals. Following your wishes I have given the drawings of the country and the coasts, which seem to be very satisfactory, into the hand of his Highness. I did not let the opportunity pass to introduce your exceptional ability and attententiveness in its full value to his Highness, who also indicated to me the great regard he has for you and his inclination to advance you. It is a misfortune that the Gentleman to whose Command of the troops you were to succeed has not found it convenient to ask for his dismissal. In the meantime I dare to assert that when that Gentleman quits his post, or when another opportunity arises to advance you,

[verso]
his Highness shall not be disinclined to give you tokens of his regard. I will do everything in my power to ensure this happens and can assure you that I would find nothing more enjoyable than to be of any service to you in whatever way.

I have delivered he drawings of the various animals to our friend Mr Allamand, and those which touch on the internal organs and the anatomy to the Professor of anatomy at Leyden. I do not doubt that each of those gentlemen will thank you for the neat descriptions that you have taken so much trouble to give concerning them.

For my own part, I acknowledge my obligation for the seeds that you sent me. I shall plant them in fifty pots in the coming spring, keep them warm in a greenhouse, and see if they are willing to thrive in our climate and our soil.

[recto]
Should I be able to be of use to you in this or that matter, I beseech you not to spare me, being always and by all occasions willing to give you tokens of the upright and true regard that I have for you, remaining, as always,

most worthy sir,

(signed) H. Fagel

2 Nov 1779