Journals

Second Journey (MS 107/1/1-2)

17th November 1777


transcription

[17th November 1777]
den 17

gepasseerde nagt in den nanagt een sware mistige douw, alle nagten vooral in den nanagt tot hier toe koud
de son trok het op en het was een uur sons hoogte, geen wolk boven den horisont uitgenomen op de sneeubergen die hier laag schynen, een weinig, wordende het zeer heet, met een weinig zuid ooste wind.
vertrokken vroeg met ons sevenen te paart om een slagvelt van Juny een jaar daar van der walt doodgeschoten is te besien, leggende een uur uit onse cours, het zelve was een klippige heuvel daar sy sig in verborgen hadden, en schoon de boeren er velen doodschoten nogtans niet konden innemen, hier op hadden de hottentotten overal klippen gestapelt om als borstweringen te dienen, als sy een hunner vyanden raken. schreewt zy die het doet hoi ha. vonden hunne verlaten kraal, van omtrent twaalf a dertien hutten dog er stond niets als droge bosjes in een halve maan tegen het noorden zuiden beschut, waarover zy matjes hangen. Zynde oostelyk open, zy leggen in de ronte langs dese bosjes, telde in ene hut agt slaapplaatsen zynde eene ondiepe kuil agt duim in de midden diep in de grond, alle digt aaneen, dekkende zig met hun vel over, vond eenige slegt gebakken stukken van potten die van buiten voor ornament uitgekorven waaren.
van der walt is op 74 pas geschoten, zagen geene geraamtens, en maar een graf zynde een ronde hoop klippen, zagen verscheide troppen elanden van 30 en 40 eene nou twe struisen, waarvan een mannetje op het nest zat dat een vlakke kuil in de grond was, waarin 17 goede eiyeren. namen ieder een, en maakten jagt op de hiergenaamde elanden, die wy te paart injaagden en desen dag ses dood schoten en twe kwetsten, het geen my verwonderden was dat zulk een swaar dier, zynde de grootste dien wy kreegen agt voet 11 duim lang, was en 5 voet, 10 duim hoog terwyl sy liepen sprongen deden, als een springbok dog niet dikwils. denke dat dese dieren domestiek gemaakt, goede trek, slagt en melk vee zouden worden het is seker geen eland.
de oude bullen hebben een rosse borstelagtige haarige kuif op het voorhooft na de syde der neus swart opstaande, als een nou dog niet so lang of so laag, zy hebben een ruige korte streep ros hair tot by de schoft van de horens iets als een maan en een swarte streep van de nek tot de staart, zy waaren meest vaal ros iets leikleurig na het onderlyf, enige bullen hebben drie en vier seer smalle witte strepen van de schoft tot na beneden dog niet allen, de jonge bullen hebben de langste hoorens, de horens der koei zyn dunder dog ook lang, maar de draai in de hoorens is niet zo sterk, zy hebben vier tepels, geen traangaten en een grote galblaas, kon geen besoar vinden. de poten en hele postuur lykt veel naa een os, dog hoger op de benen en iets dunder van lyf, en kleiner kop, een zeer dikke gedrongen hals, een uitstekende

[page 58]
een duimlang kraakbenige knop onder de keel waarby een negen duim brede smalle kwal tot by de voorpoten afhangt, met ros hair onder aan twe en een half duim lang. het is over het geheel een der schoonste dieren die men zien kan, zy verschillen in grote en ook in couleur in het ene of andere velt, zynde een dier dat schoon vervolgt zonder gevaar kan geschoten worden, men jaagt ze in, hem de wind zyde afsnydende, waarna zy altoos toe lopen, men springt van het paart en schiet.

kwamen in den agter middag by de wagens. en spanden uit, lieten het vlees halen, en begonnen fris op te braden zynde zeer lekker vlees. de wagens hadden een soort van vos, á genoemt gevangen en een jong sogenaamde bosverken met die grote slagtanden sonder snytanden. sagen, verscheide hasen, patrysen, coaggas en zogenaamde hartebeesten. ons cours is vandaag vier uren noord oost ten noorden, geweest. door een seer ongemerkt afgaand vlak velt hier en daar klippig met weinige klippige heuvels hier en daar. de grond rosse klei als overal, dog iets losser meest grasvelt ook hier en daar lage bosjes velt byna geen bloemen enige weinige gele en witte arctotussens en kleine misenbriantimums.
vonden hier en daar goed water, als het regent, dog droogt uit en wort brak, by dat water staat veel riet als in europa, en houden vele watervogels, een onser, schoot 2 eenden in een schoot, die zeer lekker maar klein waren. wy hebben geene wilden kunnen vernemen. het weer was desen dag aller schoonst de wind met de son sterker wordende en hem volgende s'avons ging leggen. in dit velt waaren vele aard eekhorens gaten ook miereneters dus mierhopen, alle onse jagers hadden hun struisei verloren uitgenomen ik.

translation

[17th November 1777]
The 17th

A heavy misty dew in the latter part of last night. Up to here every night has been cold, especially the latter part. The sun drew the dew up one hour after sunrise. No cloud above the horizon except on the Sneeuberg mountains which here appear low and few. It became very hot with a light south-east wind.

Seven of us left early on horseback in order to look at the battlefield where Van der Walt was killed in June a year ago. It lay an hour out of our way. The same was a stony hill where they had concealed themselves, and although the farmers shot many of them dead they were still not able to take the hill. Here the Hottentots had piled up stones everywhere to serve as breastworks. If they hit one of their enemies, the one who did so shouts. 'Hoi, Ha!'. Found their abandoned kraal of about twelve or thirteen huts, but nothing was standing except for dry bushes in a semi-circle, protected from the south, and open to the east. Over these they hang mats. They lie in a circle round these bushes. There are as many as eight sleeping places in one hut. These are shallow hollows in the ground, eight inches deep in the middle, all close to one another, where they cover themselves over with their animal-skins. Found some badly-fired pieces of pots which were carved ornamentally on the outside. Van der Walt was shot at 74 paces. Saw no skeletons and only one grave which was a circular heap of stones.

Saw several herds of eland, thirty and forty strong, one gnu, and two ostriches, of which a male was sitting on a nest which was a flat hollow in the ground with 17 good eggs in it. We each took one; and went hunting what are here called eland. We hunted them on horseback, cutting them off and this day shot six and wounded two. What surprised me was that such a heavy animal, the largest that we got being 8ft 11ins long and 5ft 10ins high, made leaps as it ran, like a springbok, though not often. Think that these animals, if domesticated, could become fine draught-, slaughter- and milk-stock. It is certainly not an elk. The old bulls have a russet crest, bristly and hairy, on the forehead. It is black and standing at the side of the nose and, like a gnu's but not so long or so low. They have a band of rough, short russet hair to the shoulders from the horns, something of a mane, and a black band from the neck to the tail. They were mostly a dunnish-russet and somewhat slate-coloured under the body. Some of the bulls have three to four very small white stripes from the shoulder downwards, though not all. The young bulls have the longest horns. The horns of the cows are thinner, though also long, but the bend in the horns is not so marked. They have four teats, no tear-ducts and a large gall-bladder. Could find no besoar. The feet and its whole stance greatly resemble an ox, but they are higher on their legs and somewhat thinner of body with a smaller head, and with a very thick, compact neck. An inch-long

[page 58]
cartilaginous knob sticks out under the throat and from it hangs a narrow, nine-inch wide fold to the forefeet. It has russet hair underneath, two and a half inches long. In general it is one of the most beautiful animals one can see. They differ in size and also in colour from one kind of countryside to another. It is an animal that although hotly pursued can be killed without danger. One rides right past them, cutting them off on the windward side, to which they always run. One jumps from the horse and shoots.

We arrived at the wagons in the afternoon and outspanned. I ordered the meat to be fetched which we briskly began to grill. It is very delicious meat. The wagons had caught a sort of fox, called an 'á', as well as a young so-called bush-pig with its large tusks and no molars. We saw several hares, partridges, quaggas and so-called hartebeests. Our course today has been four hours north-east by north over an almost imperceptibly descending flat countryside it was stony in places with small stony hills here and there. As everywhere the soil is reddish-brown clay but somewhat looser. The country is grassy in general with low shrubs here and there and almost no flowers, some yellow and white arctotis and small mesembryanthemurns. We found good water here and there when it had rained but this dries up and becomes brack. Much reed grows by this water, as in Europe, and it is frequented by many waterfowls. One of our party shot two duck with one shot, that were very good eating though small. We have not seen any savages. It was the most beautiful of days today and as the sun became stronger so did the wind, following it until it went down in the evening. There were many ground-squirrel holes in the countryside as well as those of anteaters; ant heaps therefore as well. All our hunters, with the exception of myself, lost their ostrich eggs.