Journals

Appendix: MS 107/3/1/3


transcription

[Folded folio of two pages with notes on place-names, chieftains and languages in various areas, contained within the first notebook of the fourth journey (MS 107/3/1)]

[recto]
Ĥey gabieb komt 8 schoft verder als de draaij van de Garieb aan de linkerhand. Noe Garieb is dan eigentlyk daar ik in 1778 aangeweest ben.
ťoup qua hiet de hordes agter de koraquas aan de Ĥei Garieb.
die Ĥei Garieb verdeelt sig daar weer in tweën
of ťoup qua àremanásh, is t' hart van een mensch, en de linkerhand Natie die ťoupqua heeft hebben vee schapen en beesten. en syn sterker als de koraquas
Cabiti hieten de Caffers en sijn sterk.
Masooyoan soon van Masooy
Minehawang hiet de Capitein van de Makkabiqua. is ses dagen van de Geisiqua tussen oost en noorden op. is so ver als van de Caap na de pikeniers kloof, is vele roode sand duinen.

de eerste schoft tot aan de rooje kopjes. àbaòtiì klein
twede ńaub groot
derde vergeten
vierde koerkamap.
vyfde tot aan de sure gras Caffers ronde kopjes bergen is een kleine horde
sesde by de Caffers Matjaroequa (noord van de geissiqua ses dagen dit sal seker Moetjoana

dan nog twe dagen tot aan de koeroemana.

(die uit het oosten komt X [in lower margin:] X die koroemana loopt by aukoerebies in de Grote rivier. hebben haar landen buiten hare [illegible word, probably:] dorpen
. de vrouwen bebouwen het land. maar de mans maken de omheiningen en ieder heeft syn eigen land, en hebben haar Capitein en regten.
selfs moet van de beesten afgeven om de schade te betalen die sy in een anders land mogten doen.
en so ver van de geissiqua is als het oliphantsbad van de caap.
slapen op bereide beeste vellen.

eten uit roode aarde potten even als de duitse, ook glansig en gebloemt met swarte bloemen.
krijgen negen schoften over de koeroemana lagen de Cabiti.
de bosjemans scheiden uit by de Grasbergen van de Caffers
ruilen leven taliter qualiter goed en quaad met en onder de Caffers.
de Matjaroekwa en de Maccabiqua (leggen tussen noorden en oosten van de geissiqua, ook ses dagen). hebben pyl en boog maar de Cabities niet die hebben maar schilden en assagaayen.

moekerakera hiet de Capitein van de Cabiti is een grote natie
heeft twe steden so groot als de Caap. een half uur van een sy staan met smaller straten als de Caap ook met een regte lyn en niet in de rondte als de hottentotten, maaken de huisen van hout met klei gepleistert, hebben en iets met een dak over alles heen als een windmolen.

[verso]
hebben een gekleit binnenvertrek in een vertrek en een schoorsteen in een hoek van het buitenvertrek., en dan een binneplaats alles met paalen en latjes omheind.
de cabiti saayen caffers koorn samica, boontjes. calebassen waterlemoenen.

de Namacquas syn alleen maar niet jalours, want laten voor enige kralen en tabac, een ander by hun vrouw of dogter slapen. en houden de kinders voor de hunnen.

de natie agter de Cabities plant de tabac, die sy Moetshoekoe noemen, sy snyden de blaren fyn bakken hem even in een poten over het vuur, drogen hen en bewaren hen in sakken. sy roken door een beeste hooren

de koraquas roken door de grond. maar snuiven meer als dat sy roken

mengen de witte as van het hout met de tabak. sy steken een krom gat door een walletje. leggen boven op de tabac en vuur daarop en suigen dan de rook door het onderste gat, sy spoelen het gat eerst uit met water. sy krygen de tabac van de natie agter de Cabities.

ieder Cafferhuis heeft syn kraal en om dat sy niet uit misten so verhuisen sy en steken het oude dorp in brand.
het koorn word in October gesaayt en is maart of april rijp
de regentyd begint in january en houd op in april met sware donderweer in mey, juny, july, augustus is dan s'nagts braaf kout.
in february moet men van de Caap gaan en in april uit de grote rivier
is by de Cabities een schoon vlak veld met schoon gras. en veel fonteinen en van verre bergen dog niet hoog.
by de maccabiqua graven sy de sabilo.
het eene huis is groter als het andere
hebben hunne smitswinkels by de beeste kraal met twe handblasers en een hooren van een gemsbok of eland.

Ćori Nabab (vale rinoster) is de Rhinoceros met de brede snuit een heeft horen van drie voet. hy siet seer scherp
sien en moejelyk te schieten [in margin:] is veel by de koeroemana

de ander hiet Noe Nabob of swarte rinoster siet niet so goed en is kwader als de eerste het dier so groot als een hartebeest met de hooren na binnen (elkander) toegebogen hiet Nonna in het Caffers. is bruin als een hart maar van eene couleur.
by de cabities hebben diepe uitgegraven putten in de grond voor water vanging en slegt van water, niet so fonteinig als de voorste caffers.

translation